Body Talk: feminisme, seksualiteit en het lichaam in het werk van zes Afrikaanse kunstenaressen
Simulacrum bezocht voor haar actuele nummer OEF een tentoonstelling in WIELS, Centrum voor Hedendaagse Kunst in Brussel. Neem hieronder een kijkje naar de fotoreportage van ons bezoek aan de tentoonstelling en lees het bijbehorende interview met de coördinerende curator Caroline Dumalin in het nummer (te verkrijgen in geselecteerde boekhandels of te bestellen via info@simulacrum.nl).
‘Wat is een Afrikaans vrouwenlichaam? Het ultieme voorwerp van patriarchale offervaardigheid? Is het een onschendbaar of geschonden lichaam, dat grensoverschrijdend tussen rassen en seksen de geschiedenis ensceneert en belichaamt? Of dat alles tezamen?’1 Deze en andere vragen kaart de in Kameroen geboren curator Koyo Kouoh aan in de tentoonstelling Body Talk: feminisme, seksualiteit en het lichaam in het werk van zes Afrikaanse kunstenaressen in Brussel. Ze bracht zes kunstenaressen met uiteenlopende visies en werkwijzen samen in een diverse tentoonstelling. De werken confronteren de bezoeker met diep gewortelde stereotypen en kwesties omtrent de omgang met koloniale geschiedenis. Tegelijkertijd heeft de tentoonstelling grote affiniteit met de womanism beweging, waarin (gekleurde) vrouwen vanaf de jaren 80 een ‘meer inclusief feminisme’ bepleitten: een feminisme waarin naast de rechten van de blanke, ook die van de zwarte vrouw vertegenwoordigd zouden worden. Simulacrum bekeek het werk van Zoulikha Bouabdellah, Marcia Kure, Miriam Syowia Kyambi, Valérie Oka, Tracey Rose en Billie Zangewa.
Het eerste werk The Rebirth of the Black Venus (2010, De wedergeboorte van de Zwarte Venus) verwelkomt de bezoeker. Met haar allegorische voorstelling maakt kunstenares Billie Zangewa meteen een onmiskenbaar statement: de Venus, die duidelijk naar Botticellis beroemde schilderij uit de 15e eeuw verwijst, draagt een lint met de woorden ‘surrender whole-heartedly to your complexity’ (‘Geef je van ganser harte over aan je complexiteit’). De figuur transformeert een wereldbekend Renaissance-icoon naar een hedendaagse, postkoloniale context, niet alleen in haar rol als vrouw, maar meer nog als naakte en gekleurde vrouw. Deze Venus vertegenwoordigt een uitgesproken zelfbewust en geëmancipeerd personage.
Vervolgens presenteert Marcia Kure met haar triptiek The Three Graces (2014, De Drie Gratiën) een sterk metaforisch en abstract werk. Haar collectieve portret van drie Afrikaanse vrouwelijke krijgers van het koninkrijk Dahõm’ey symboliseert ‘het getekende, kwetsbare en weerbare vrouwenlichaam.’ Terwijl de tapijten bijvoorbeeld symbool staan voor het beschermen en bedekken van het misbruikte lichaam, verwijzen de witte strepen op de houten schilden naar ‘keloïden- sporen van schoonheids-, identiteits-of overgangsrituelen’ op Afrikaanse vrouwelijke lichamen. De kleurrijke afropruiken doen denken aan hedendaagse trends en tonen een hybride vermenging van verschillende culturen.
De volgende zaal presenteert de installatie van Valérie Oka’s diner-performance En sa presence (2015, In haar aanwezigheid) die tijdens de vernissage van de tentoonstelling plaatsvond. Tijdens de performance zaten twaalf gasten rond een tafel – waaronder Oka zelf. Ze bediscussieerden de oorsprong van diep gewortelde vooroordelen en geëtaleerde stereotypes over de belichaming van de gekleurde vrouw als (seksueel) object. Op de muur staat in neon-letters geschreven: ‘Tu croix vraiment que parce que je suis noire je baise mieux?’ (Denk je nu echt dat ik beter neuk omdat ik zwart ben?).
Zoulikha Bouabdellah houdt zich in haar werken Nues (2014, Naakten) en L’araignée (2013, De spin) voornamelijk bezig met culturele hybriditeit. Haar collages bestaan telkens uit verschillende fragmenten van beroemde schilderijen. Haar sculpturele spin daarentegen bestaat uit acht verschillende architectonische bogenvormen- vormen, die hun oorsprong zowel in het oosten hebben als in het westen te vinden zijn. Net als Kure maakt ook Boubdellah gebruik van symbolen. Zo kun je de spin in verband brengen met ‘vrijheid, de ziel, het vrouwelijke geslacht en (…) de vrouwelijke seksualiteit.’
De tweede van Valérie Oka’s performances vond plaats in een kooi, waarin een gekleurde naakte vrouw samen met een oversized fallussymbool gevangen zat. Met haar provocerende presentatie ontmaskerde Oka specifieke denkbeelden en confronteerde de toeschouwer met zijn of haar eigen verinnerlijkte stereotypes die bijvoorbeeld ‘zwart’ gelijkstellen aan ‘beestachtig’.8
Miriam Syowia Kyambi is in haar werk op zoek naar haar identiteit in het postkoloniale en in stedelijke gebieden ook door het kapitalisme beïnvloede Kenia. In haar performance Fracture I (2011-10, Breuk I), belichaamt ze een vrouw die als ‘succesvol consumentenmodel’ worstelt met de invloeden uit het koloniale verleden.
Tracey Rose is in de tentoonstelling vertegenwoordigd met een video en haar kostuum daaruit. Voor Tracings(2015, Spoorzoeken) ondernam Rose een pelgrimstocht vanuit Vorst, België naar het graf van Koning Leopold II in Laken. Haar kostuum bestond daarbij uit gevonden materialen en staat net als bij Kure symbool voor bescherming. Het lichaam van de kunstenaar wordt in dit werk actief ingezet voor de ‘terechtstelling’ van een belangrijk figuur uit het koloniale verleden van België.
Concluderend kan worden vastgesteld dat de tentoonstelling in haar missie – de tekortkomingen van het blanke feminisme compenseren – slaagt. Door de eclectische en zelfbewuste kunstwerken van de zes verschillende Afrikaanse kunstenaressen te presenteren, postuleert Kouoh culturele diversiteit en de reflectieve omgang met de geschiedenis. Alhoewel men zou kunnen beweren dat de expositie net als het blanke feminisme een te eenzijdig beeld levert, namelijk door uitsluitend Afrikaanse kunstenaressen te exposeren, wordt duidelijk dat misschien juist zo een specifieke focus als tegengeluid noodzakelijk was.
Door Frederike Sperling
9 juli 2015