Magische Miniaturen: Middeleeuwse pracht en praal in Utrecht

*Dit is een bewerkte en ingekorte versie. De volledige tekst is te lezen op de website van Eindeloos. Maandblad voor studenten (kunst)geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam: https://eindeloosweblog.wordpress.com.

Bij binnenkomst van de tentoonstelling waan je je in een bloemenzee. De uitvergrote kunststof bloemen doen eerder denken aan een modern kunstwerk dan dat ze refereren aan de middeleeuwen. Zijn we wel op de juiste tentoonstelling beland? Ja, blijkt wanneer het introductiefilmpje start. Welkom op de tentoonstelling Magische Miniaturen. Na de tentoonstelling Crossroads. Reizen door de middeleeuwen in het Allard Pierson Museum te Amsterdam is er opnieuw een tentoonstelling die poogt het beeld van de ‘donkere’ middeleeuwen te verdrijven. Magische Miniaturen is van 23 februari tot 3 juni 2018 te bezoeken in het Catharijneconvent in Utrecht. Op deze tentoonstelling, die tot stand kwam in samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek (KB), staan middeleeuwse verluchte manuscripten, vervaardigd in de Zuidelijke-Nederlanden, centraal. De handschriften zijn afkomstig uit de eigen collectie, de collectie van de KB en privécollecties.

Museum Catharijneconvent bezit de nodige middeleeuwse handschriften en organiseert met een zekere regelmaat tentoonstellingen waarin deze werken, vaak aangevuld met werken uit andere collecties, te zien zijn. In Magische Miniaturen wordt bijvoorbeeld gerefereerd aan de bijna dertig jaar oude voorganger Miniaturen uit de Noordelijke Nederlanden. Deze tentoonstelling was van 10 december 1989 tot 11 februari 1990 in het museum te bewonderen. Ze bracht meer dan honderd kostbare manuscripten uit meer dan vijftig bibliotheken van over de hele wereld bijeen in Utrecht. In 1996 vormde het Utrechts Psalter, rond 830 vervaardigd in (of in de buurt van) Reims, de hoofdattractie op de tentoonstelling Het Utrechts Psalter. Middeleeuwse meesterwerken rond een beroemd handschrift. Het topstuk werd hier vergeleken met andere geïllustreerde manuscripten uit min of meer dezelfde tijd. Een kleine twintig jaar later, in 2015, werd het Utrechts Psalter wederom tentoongesteld, dit keer naar aanleiding van het plaatsen van het manuscript op de UNESCO Werelderfgoedlijst. En vorig jaar was in het Catharijneconvent nog de tentoonstelling Heilig Schrift. Tanach – Bijbel – Koran te zien, wellicht als opmaat naar Magische Miniaturen.

Niet alleen het Catharijneconvent heeft zich in het verleden gewaagd aan middeleeuwse miniaturen. Ook andere Nederlandse musea hebben zich op dit vlak doen gelden. Zo was in 2009-2010 de tentoonstelling De wereld van Katherina, devotie, demonen en dagelijks leven in de 15de eeuw in Museum Het Valkhof te Nijmegen te bewonderen. Het getijdenboek van Katherina van Kleef (1417-1476), dochter van de Bourgondische hertog Jan zonder Vrees, vormde het uitgangspunt van deze tentoonstelling. De (gast)conservatoren Rob Dückers en Ruud Priem typeerden in de begeleidende catalogus middeleeuwse geïllumineerde manuscripten als ‘manuscripten, die als geen ander het vermogen bezitten om je te betoveren door hun schoonheid: wanneer je er geconcentreerd naar kijkt, voeren ze je mee naar een kleurrijke wereld die al eeuwen achter ons ligt.’ Deze vervoering ‘naar een kleurrijke wereld’ lijkt door de samenstellers van Magische Miniaturen als leidraad te zijn genomen. Zij hebben deze typering verder uitgewerkt en laten dit thema steeds terugkeren in de zalen.

De tentoonstelling is thematisch onderverdeeld in drie delen. In het eerste deel, ‘Een middeleeuwse bibliotheek’, staan de manuscripten zelf in het middelpunt. Zowel religieuze als wereldlijke handschriften passeren de revue. Stichtelijke werken, religieuze boeken gemaakt in opdracht van leken, eigentijdse geschiedeniswerken en ridderromans zijn hier in overvloed te bewonderen. Het tweede deel, ‘Voor de elite’, draait om de opdrachtgevers. Kerkelijke instanties en bisschoppen en het Bourgondische hof worden gepresenteerd als de voornaamste opdrachtgevers voor verluchte manuscripten. Uit perioden waarin de burgerij welvarender werd, komt een enkele keer ook een geïllustreerd manuscript dat op bestelling is gemaakt voor een burger in beeld. . In het derde deel, ‘Magische meesters’, staan de makers van de miniaturen centraal. Verrassend, want velen zullen denken dat kunst uit de middeleeuwen niet terug te leiden is naar één maker. Van de tentoongestelde miniaturen blijken soms meerdere te kunnen worden toegeschreven aan één en dezelfde miniaturist.

Aanvullend op de thematische driedeling is in elke zaal een kleur tot onderwerp gemaakt. Op kleine, bescheiden bordjes wordt uitleg gegeven over de betreffende kleur, de symbolische betekenis ervan en hoe de kleur verkregen werd. De prachtigste manuscripten zijn in deze tentoonstelling als op zichzelf staande meesterwerkjes te bewonderen. Een vergelijking, hier en daar, met geïllumineerde handschriften uit andere perioden en andere streken zou de positie van de tentoongestelde werken in de miniatuurkunst en de wereld van de handschriften hebben verduidelijkt. Door het ontbreken hiervan wordt de suggestie gewekt dat de Zuid-Nederlandse miniatuurkunst in een vacuüm opbloeide.

Bij de manuscripten staan geen kleine bordjes met bijschriften. In plaats daarvan staat bij elk manuscript een nummer dat correspondeert met een nummer in het bij de ingang verkregen papieren boekje, dat een korte uitleg en de nodige technische gegevens verschaft. Gedrang voor de bordjes is dan ook niet aan de orde op deze tentoonstelling. Ook kan deze kleine publicatie worden meegenomen, zodat je thuis op je gemak bepaalde manuscripten nog eens kunt opzoeken. Het boekje biedt ruimte voor veel informatie. Van die mogelijkheid is zo uitgebreid gebruik gemaakt dat menige bezoeker halverwege de tentoonstelling geneigd zal zijn zijn boekje opzij te leggen om zich verder te beperken tot het bewonderen van de miniaturen.

Sommige manuscripten kunnen op de tentoonstelling ook gedeeltelijk digitaal bekeken worden. Het is verrassend om op deze wijze door een manuscript te ‘bladeren’ en zo te weten te komen wat er nog meer voor moois verborgen is. Jammer is dat er maar op bepaalde miniaturen en gedeelten van een pagina in te zoomen is. Zo kan de bezoeker een aantal pagina’s van Maerlants Der naturen bloeme digitaal inzien, maar moet diezelfde bezoeker genoegen nemen met slechts een beperkte keuze uit te vergroten miniaturen op verder zeer rijkelijk geïllustreerde folio’s.

Het zijn dan ook deze rijk geïllumineerde werken van Maerlants die in de tentoonstelling ruim de aandacht krijgen.. Manuscripten van zijn Der naturen bloeme, Spiegel Historiael en Die wrake van Jheruzalem nemen op de tentoonstelling sleutelposities in. Het illustreren van een dergelijk handschrift was geen makkelijke opgave voor de miniaturist. Zo kon het natuurgetrouw weergeven van de in de tekst van Der naturen bloeme beschreven dieren een ware krachttoer zijn geweest, wanneer de miniaturist werd geacht wezens af te beelden die hij zelden of nooit had gezien of die zelfs helemaal niet bestonden. Omdat maar weinig dieren naar eigen waarneming weergegeven konden worden, waren de miniaturisten aangewezen op beschrijvingen in de tekst en pogingen van voorgangers. In een manuscript van Der naturen bloeme uit 1360 is goed het verschil te zien tussen eigen waarneming en deze ‘hulpbronnen’. Zo komt het konijn dichtbij een natuurgetrouwe weergave, terwijl de kameel meer wegheeft van een kruising tussen een kameel, een bizon en een ander wezen.

De manuscripten hadden nog een extra laag betekenis kunnen krijgen met informatie over de relatie tussen verluchting en tekst. Wanneer een kunsthistoricus een middeleeuws handschrift onderzoekt, worden de verluchtingen uitgebreid bestudeerd. Als een historicus hetzelfde manuscript bestudeert, wordt met name naar de (inhoud van de) tekst gekeken. Beide behoren mijns inziens niet los van elkaar beschouwd te worden, aangezien miniatuur en tekst altijd een zekere interactie vertonen. Weliswaar is de kans groot dat tekst en miniatuur door verschillende makers zijn vervaardigd, toch staan beiden in relatie met elkaar doordat zij in dezelfde context aan het manuscript hebben gewerkt. De daarmee samenhangende relatie tussen tekst en miniatuur had een extra inkijkje in de middeleeuwen kunnen geven. De titels van manuscripten en de typering ervan als ‘religieus’ of ‘niet-religieus’ geven de bezoeker een indicatie met wat voor soort tekst men te maken heeft, maar schiet tekort wanneer gekeken wordt naar het verband tussen tekst en afbeelding. Ook bezoekers die enigszins wegwijs zijn in de paleografie, en de tentoongestelde teksten willen lezen, vissen soms achter het net. Het lezen van de tekst bij een miniatuur in een handschrift van de Middelnederlandse ridderroman Roman van Walewein, daterend uit ongeveer 1350 , is voor een geoefend oog nog wel te doen. Veel teksten zijn echter opgesteld in het Latijn of Frans. Voor eenieder die niet beschikt over voldoende kennis van het middeleeuwse Frans, middeleeuws Latijn en Middelnederlands, of voor wie het middeleeuwse handschrift een probleem vormt, zal de tekst, en daarmee zijn relatie tot de verluchting, onduidelijk blijven.

De tentoonstelling wordt begeleid door een grote, indrukwekkende uitgave, getiteld Zuid-Nederlandse miniatuurkunst. De mooiste verluchte handschriften in Nederlands bezit. Deze bundel, die ook in Engelse vertaling is verschenen, bevat maar liefst vierentwintig artikelen, de catalogus van de tentoonstelling en een uitgebreide bibliografie. Een groot deel van de in de tentoonstelling ontbrekende achtergrondinformatie is hier wél te vinden. Op zeer deskundige en verantwoorde wijze wordt het onderwerp van de tentoonstelling over het voetlicht gebracht. De 384 pagina’s tellende uitgave, die zich met name richt op een academisch publiek, vormt dan ook een uitstekende aanvulling op de tentoonstelling. Voor de geïnteresseerde leek is er een meer beperkte publicatie waarin enige achtergrondkennis verworven kan worden.. Het tijdschrift Catharijne. Magazine van museum Catharijneconvent schenkt, door middel van enkele korte artikelen, aandacht aan de tentoonstelling. Hierdoor worden de tentoongestelde miniaturen voor een breder publiek inzichtelijk. De door het Catharijneconvent georganiseerde lezingen, colleges en workshops completeren het zeer rijk geschakeerde aanbod onder de noemer Magische Miniaturen.

De uitgebreide publicatie, en de georganiseerde evenementen, zijn een verrijking voor de wetenschappelijke studie naar middeleeuwse miniatuurkunst. In combinatie met de veelvoud en kwaliteit van de getoonde werken is Magische Miniaturen een bijzondere tentoonstelling. Zelden is op één plek zoveel moois en intrigerends te zien. De overvloed is overweldigend.

Magische Miniaturen: Middeleeuwse pracht en praal in Utrecht - Bente Marschall

2 juni 2018

Vorige
Vorige

Call for Papers: Hard tegen hard

Volgende
Volgende

Facing or Faking Fascism? How Fascism is Portrayed in Bertolucci’s Il Conformista