Call for Papers: Het Archief

Het honderd pagina’s tellende boek Portrait-index van de kunstenaar Walid Raad (The Atlas Group) telt zo’n honderdvijftig portretten van zowel mannen als vrouwen op elke pagina. Zijn deze foto’s afkomstig uit identiteitsbewijzen of ontdekken we hier en daar ook delen van groepsportretten? Waarom zijn zij op deze manier verzameld en gerangschikt? En wat betekenen de rode markeringen op deze portretten? De meerduidigheid van archiefmateriaal wordt in het project “Mapping Sitting: On Portraiture and Photography” (2002) naar voren gebracht. De mogelijkheid om aan opgeslagen documenten, foto’s en ander materiaal uiteenlopende betekenissen toe te kennen, is door de geschiedenis heen meermaals geadresseerd door non-archivarissen zoals kunstenaars, theoretici en critici.

Het archief is een terugkerend onderwerp in de wetenschap. De relatie tussen het archief en objectiviteit stamt af van het negentiende eeuwse positivisme binnen de geschiedschrijving als academische discipline. Zo werd het archief gezien als een plek waar feitelijke waarheden gevonden en opgeslagen konden worden. Het idee dat archieven objectief en transparant zijn wordt echter sinds de twintigste eeuw in twijfel getrokken. Kan het archief wel gezien worden als een onschuldige opbergplaats van historisch bewijsmateriaal of wordt het archief gemanipuleerd door autoriteiten of instituten waar het onderdeel van uitmaakt?

In L’Archéologie du Savoir (1969) stelt Foucault dat de geschiedschrijving afhankelijk is van de definitie van het archief. Wat zijn de voorwaarden voor een schriftelijke geschiedenis? Wie bepaalt er eigenlijk wat er in de geschiedschrijving wordt opgenomen? Foucault reconstrueert de notie van het archief en onthult hoe deze vormgeeft aan onze relatie met het verleden. Het archief oefent volgens hem in grote mate controle uit op de manier waarop historische betekenissen worden geconstrueerd in het collectieve geheugen. In Mal d’Archive (1995) confronteert Jacques Derrida ons met de gevaarlijke machtspositie van het archief en roept op tot haar democratisering. Derrida stelt dat, net als de vele kunstenaars die het archief bekritiseerden, er geen politieke macht is zonder de controle over het archief, ofwel het collectieve geheugen. Effectieve democratisering zou volgens hem afhankelijk zijn van de toegankelijkheid van het archief, haar grondwetten en interpretatie.

Zo blijkt ook dat het archief geen nieuw thema is in de hedendaagse kunst. Een kritische kijk op het archief zien we onder meer al terug in de artistieke praktijken van de historische avant-gardes die gebruik maakten van ‘found-footage’. Dada-kunstenaars als John Heartfield en Kurt Schwitters probeerden door middel van (foto)montages, collages en assemblages het anti-archief te visualiseren.

Waarom is het archief een grote inspiratiebron voor kunstenaars? Hal Foster definieerde ‘archief-kunst’ als genre in zijn essay “An Archival Impulse” (2004). Foster stelt dat er vaak gebruik gemaakt wordt van gevonden beelden en objecten, waarbij de voorkeur uitgaat naar installatie als kunstvorm. Op deze manier proberen kunstenaars historische informatie, die vaak verloren of vergeten is, weer fysiek aanwezig te maken. Dit gebeurt volgens hem zowel in de vorm van projecten die gebruik maken van archiefmateriaal, als kunstenaars die het archief als thema gebruiken in hun werk. Naast deze vormen, zien we ook dat ‘archief-kunst’ vaak een beroep doet op het idee van de instelling of museum als opslagplaats. Curatoren nemen de uitdaging aan om de discussie over het archief aan te wakkeren.

De tentoonstelling van de curator Okwui Enwezor in 2008 “Archive Fever: Use of the Document in Contemporary Art” (International Center of Photography, New York) bracht tal van voorbeelden van kunstenaars aan het licht die archiefmateriaal op verschillende manieren gebruikten in hun werk. De tentoonstelling bestond uit kunstwerken van onder andere Robert Morris, Sherrie Levine, Stan Douglas, Andy Warhol, Felix Gonzalez-Torres en Tacita Dean.

Het archief lijkt tegenwoordig steeds meer onder druk te staan, omdat haar democratische mogelijkheden continu worden bevraagd. Onafhankelijke archieven, zoals Arab Image Foundation en The Internet Archive worden opgezet met als doel het collectieve geheugen te verzamelen en toegankelijk te maken voor iedereen. Tegelijkertijd wordt de relatie tussen het archief, geschiedenis en het collectieve geheugen steeds complexer, omdat archiveringspraktijken in toenemende mate onderdeel zijn geworden van het dagelijkse leven. Het verlangen om informatie te documenteren, beheren en cureren, iets dat momenteel hand in hand gaat met digitale media, heeft van archiveren een belangrijke vorm van consumeren gemaakt. Kunnen we het archief thans alleen nog maar zien als een reflectie van de snel ontwikkelende technologie? En als de traditionele notie van het archief, waar de geschiedschrijving afhankelijk van is, telkens wordt bekritiseerd, betekent dit dat geschiedenis anders vormgegeven zal moeten worden? Welke vormen kan deze ‘nieuwe’ geschiedschrijving aannemen?

Discussieer mee en schrijf voor Simulacrum een artikel van 1.000, 1.400 of 1.800 woorden. Stuur ons op korte termijn een opzet toe; de deadline voor het volledige artikel is 4 februari. Schrijf je liever een column (750 woorden), een interview (1.000 woorden) of ken je een kunstenaar die in ons portfolio past? Mail naar info@simulacrum.nl.

Nadeche Remst en Sara-Lot van Uum

11 december 2017

Vorige
Vorige

Futurisme en fascisme: van de politisering van kunst naar de esthetisering van politiek

Volgende
Volgende

Door de iconen het Bosch niet meer zien.