Futurisme en fascisme: van de politisering van kunst naar de esthetisering van politiek

Het Italiaanse futurisme (1909-1944), de radicale avant-gardebeweging met een aversie voor geschiedenis en traditie, wordt vanwege zijn bijdrages aan de ontwikkeling van de moderne kunst alom erkend als één van de belangrijkste kunststromingen uit de kunstgeschiedenis. In 2009, toen wereldwijd het honderdjarige bestaan van het futurisme werd gevierd, werd pijnlijk duidelijk hoe eenzijdig het futurisme in de (kunst)geschiedschrijving tot dan toe is behandeld. De focus lag haast uitsluitend op de futuristische kunst uit de eerste vijf jaar van de beweging. Dat het ook een uitgesproken politieke stroming was en in totaal 35 jaar heeft bestaan werd genegeerd. Dit is opmerkelijk, want de futuristen maakten zelf geen onderscheid tussen kunst en politiek. Wat bleek? Kunst en politiek zijn in onderzoek naar het futurisme doelbewust van elkaar gescheiden gehouden zodat de connectie met het Italiaans fascisme (1919-1945) geen afbreuk zou doen aan een volledige waardering van futuristische kunst.

Dat er een nauw verband bestond tussen de twee Italiaanse fenomenen is onbetwistbaar. De futuristische leider Filippo Tomasso Marinetti omschreef zijn beweging graag als ‘de voorganger en aanstichter van het fascisme’. Op zijn beurt erkende de fascistische dictator Benito Mussolini zijn schatplichtigheid aan de modernistische stroming: ‘Ik verklaar formeel dat zonder het futurisme er nooit een fascistische revolutie plaats heeft kunnen vinden.’ Over de aard van de connectie, daarentegen, valt wel degelijk te twisten. Het wetenschappelijke discours dat zich met het onderwerp – de verstandhouding tussen beide stromingen – bezighoudt is vanwege de geringe aandacht die het heeft gekregen niet alleen kleinschalig, maar ook sterk gepolariseerd. Een deel van de onderzoekers beweert dat de futuristen radicaal en autonoom waren gebleven onder Mussolini’s heerschappij. Van ideologisch-conformisme aan het fascisme was geen sprake en de associatie met het regime was hoofdzakelijk opportunistisch. Andere onderzoekers beweren juist het tegendeel en bespeuren een groeiende convergentie met het fascistisch bewind. De stelligste onder hen beschouwen de futuristen als fervente fascisten.

Deze tegenstrijdige opvattingen nodigen uit om een nieuw licht te schijnen op het vraagstuk en tot meer genuanceerde antwoorden te komen. Met welke intenties participeerden de futuristen nu daadwerkelijk in het fascistische systeem en had Mussolini gelijk toen hij zei dat er geen fascisme was geweest zonder futurisme?

Het futurisme: van rebellerende avant-garde naar politieke partij

Toen de welgestelde dichter Marinetti in 1909 het futurisme oprichtte waren zijn intenties helder: van Italië, dat in de ogen van velen hopeloos achterliep op andere Europese naties, een moderne imperiale en culturele grootmacht maken, vrij van alles wat ‘passatismo’ (traditioneel of passé-istisch) was, inbegrepen de achterwaartse instituties die daarbij hoorden, met name de monarchie, de katholieke kerk en de liberale overheid. Het nieuwe op de toekomst gefixeerde Italië moest onder leiding van een nieuwe elite van kunstenaars en intellectuelen gedomineerd gaan worden door snelheid, technologie, agressie, jeugd, industrie en – vooral – geweld. Compleet met een nieuwe seculiere religie en een nieuw type Italiaan, een superuomo.

De futuristenleider poogde dit te bereiken door een politiek te bedrijven die zowel links-radicale als nationalistische doelstellingen bezat. Aan de ene kant wilde hij verruiming van individuele vrijheden, bedoeld om de revolutionaire kracht in het individu te ontketenen; aan de andere kant nationale grootsheid, gebaseerd op discipline en eendracht. Maar, zo vond Marinetti, hoewel ‘alle vrijheden – behalve het zijn van lafaards, pacifisten, anti-Italianen – aan het individu en het volk toegekend dienen te worden’ dient men niet te vergeten dat ‘het woord ITALIË ten alle tijden moet domineren over het woord VRIJHEID’. In tijden van nationale nood, zoals oorlog, diende het individu zich volgens futuristische principes volledig te onderschikken aan het landsbelang en was de staat vrij in het afdwingen van tucht en discipline.

Op het gebied van de kunsten was Marinetti minder kordaat. Hoewel de futuristen vele manifesten schreven over stijl en esthetiek, bleef de vraag hoe een futuristisch kunstwerk eruit moest komen te zien onbeantwoord. Met het ontbreken van een duidelijke stilistische definitie en oriëntatie poogde de dichter zijn beweging innovatief en modern te houden. De enige voorwaarde die hij stelde was dat zijn kunstenaars in werk en geest het futuristische gedachtegoed vertegenwoordigden. De futuristen worden binnen de reguliere kunstgeschiedenis dan ook niet zozeer geroemd om de esthetische vernieuwing die zij de beeldende kunst hebben gebracht, maar vanwege de schreeuwerige manier waarop zij zichzelf en de moderne kunst, door middel van opruiend straattheater, populistische publiciteitsstunts en de productie van ontelbare manifesten, in korte tijd op de kaart hebben gezet.

Omdat de futuristen dachten dat de door hun beoogde ‘futuristische reconstructie van het universum’ alleen door de ‘reinigende kracht van oorlog’ verwezenlijkt kon worden, hamerden ze in hun programma constant op patriottisme, dat vaak oversloeg op expansionisme en imperialisme. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 riepen zij hun landgenoten onmiddellijk op om zich aan de kant van de geallieerden te scharen tegen het gehate Oostenrijk-Hongarije, dat in de optiek van velen nog altijd onrechtmatig Italiaans grondgebied bezette. Om ook de arbeiders aan zijn kant te krijgen sloot Marinetti zich aan bij de voormalige socialistische leider Mussolini. Omdat de dichter dacht dat hij de voorheen pacifistische Mussolini voor de ‘interventionistische’ zaak had gewonnen, noemde hij hem een bekeerling tot het futurisme. De kunst, zo vond hij zelf, had zich eindelijk vermengt met politieke actie. Uiteindelijk zou de beweging met haar krachtige oorlogspropaganda en talent voor publieksmanipulatie een beslissende rol gaan spelen in het creëren van draagvlak voor Italiës deelname aan de oorlog. En toen het eenmaal zo ver was wisten de futuristen niet hoe snel ze zich als vrijwilliger moesten aanmelden.

De uitkomst van de loopgravenoorlog had niet het cathartische effect op het Italiaanse bewustzijn zoals de interventionisten dat hadden gehoopt. Het land verzeilde in een politieke en economische chaos en de Italianen hadden als snel genoeg van de strijd. Veel belangrijke futuristische hoofdrolspelers sneuvelden of keerden de beweging uit ontgoocheling de rug toe. Voor veel kunsthistorici houdt hier het benoemingswaardige deel van het futurisme op. Marinetti bleek echter strijdvaardiger dan ooit. De oorlog was voor hem het bewijs geweest dat de Italianen getransformeerd konden worden in een patriottistisch nationaal lichaam, strijdend voor één gezamenlijk doel. De tijd was rijp om het volk nogmaals te verenigen, ditmaal voor de futuristische revolutie. De dichter vergaarde een nieuwe achterban van jonge futuristen en riep in 1918 de Futuristische Politieke Partij (FPP) tot leven.

Het fascisme: het ‘minimale programma’ van de futuristische revolutie

Door het onstuimige naoorlogse politieke klimaat kon het fascisme van Mussolini zijn opmars maken. Samen met Marinetti richtte hij de Fasci di Combattimento (de Zwarthemden) op, een politieke coalitie bestaande uit veel gefrustreerde oorlogsveteranen en gericht tegen de gevestigde partijpolitiek. Politieke tegenstanders werden in aanloop naar de verkiezingen van 1919 met buitensporig veel geweld bestreden. Vooral de socialisten, gehaat om hun pacifisme en internationalisme, kregen het zwaar te verduren. Het was tevergeefs, de verkiezingen werden desastreus verloren. De pragmatische Mussolini distantieerde zich onmiddellijk van de tegen de paus strijdende futuristen en begon zijn heil op rechts te zoeken. Marinetti realiseerde zich dat zijn beoogde futuristische revolutie niet langer meer viel te rijmen met de reactionaire koers die Mussolini wilde varen en diende zijn ontslag in. De FPP bleek een fiasco en de teleurgestelde futuristen keerden terug naar hun vooroorlogse manier van politiek bedrijven, door middel van kunst.

Toen il Duce twee jaar later met een veel rechtsere variant van het fascisme aan de macht kwam was Marinetti onder de indruk. Hij beloofde Mussolini trouw te zullen zijn en verklaarde zichzelf een ‘ultra-fascist’. Als vertegenwoordiger van de links-revolutionaire tak van het fascisme zou Marinetti, naar eigen zeggen, de nieuwe regering gaan aansturen op de oorspronkelijke futuristisch-fascistische agenda. Zodoende droegen de futuristen enthousiast bij aan de uitwerking van het fascistische culturele beleid en esthetische stijl. Futuristische elementen als activisme, de cultus van jeugd en sport, het heroïsche ideaal van avontuur en de sacralisering van politiek werden geadopteerd door de nieuwe machthebbers. De fascisten zagen zichzelf, net als de futuristen, als de ‘bouwers van de toekomst’.

Er was echter één belangrijk punt in het fascisme waartegen de futuristen protesteerden: het mythische gebruik van geschiedenis en traditie en de inlijving van klassiek realisme in fascistische kunst en architectuur. Dit verzet was echter uitsluitend retorisch en kan geenszins vergeleken worden met hun gewelddadige rebellie tegen de vooroorlogse machthebbers. Bovendien ageerde Marinetti niet tegen Mussolini of het fascisme an sich, enkel tegen diens ‘conservatieve neigingen’.

De neoclassicistische smaak van het regime betekende niet dat moderne kunststromingen als het futurisme niet toegestaan waren. Mussolini voerde een opvallend open beleid als het om de beeldende kunsten ging. De dictator poogde hiermee een potentiële veranderlijke nationale cultuur onder controle te houden. Daarnaast vond de Duce het belangrijk dat het fascisme, met name in het buitenland, werd geassocieerd met een optimistische moderne stijl. De meest uitgesproken modernist van Italië, Marinetti, werd zodoende de belangrijkste afgevaardigde van het fascistische Italië in het buitenland. De poëet, die al snel ‘het mondstuk van het fascistische regime’ werd genoemd, liet geen kans onbenut om waar ook ter wereld het futurisme te presenteren als een onlosmakelijk deel van de fascistische beschaving. Dit kwam zijn internationale reputatie als moderne kunstenaars niet ten goede en veel linkervleugel futuristen vonden dat hun leider zich te veel compromitteerde aan het regime, wat zo nu en dan leidde tot onafhankelijke afsplitsingen die geen lang leven waren beschoren. Marinetti bleef dankzij zijn roem, rijkdom, connecties en toegang tot mecenaatschap de onbetwiste leider van het futurisme. Dissidenten werden door hem de mond gesnoerd of uit de groep gezet.

Marinetti beschouwde het fascisme als het ‘minimale programma’ van de futuristische revolutie en ging ervan uit dat wanneer Mussolini zijn macht volledig had geconsolideerd hij zijn conservatieve idealen zou laten vallen en geleidelijk aan naar het ‘maximale programma’ zou toewerken. Het was ijdele hoop. Het regime werd alsmaar conservatiever. Toen er eind jaren ’30 in navolging van Nazi-Duitsland rassenwetten en maatregelen tegen moderne kunst werden ingevoerd was het futurisme een aflopende zaak. De politieke realiteit dwong de beweging haar links-radicale en modernistische verlangens in de ijskast te zetten en zich volledig te richten op hetgeen wat wel haalbaar was met het fascisme: imperialistisch nationalisme. De futuristen juichten de expansionistische veldtochten van Mussolini in Afrika en Italiës deelname aan de Tweede Wereldoorlog aan de zijde van de Asmogendheden dan ook met hart en ziel toe. Ze vochten aan het front en produceerde oorlogspropaganda doordrenkt van fascistische symboliek.

Veel kunsthistorici bestempelen het futurisme vanaf dit punt als artistiek failliet. De beweging, vinden zij, had zichzelf gedegradeerd tot een ‘vulgair propagandamiddel’ van het regime en verloochende daarmee haar avant-gardisme en autonomie. Een opmerkelijke bewering, want de futuristen deden de facto niets anders dan wat ze altijd al hadden gedaan: geweld en oorlog romantiseren en in naam van ‘het nationale belang’ hun kunst doordrenken met imperialistische politiek en ophemelende oorlogssymboliek. Bovendien, zo betoogt kunsthistoricus Christopher Adams overtuigend, zijn er genoeg handvatten in deze propagandakunst te vinden die wijzen op artistieke vernieuwing en een continuerend ‘futuristisch’ experiment. Adams vindt dat als onderzoekers in het waarderen van vroeg-futuristische kunst bereid zijn tegemoet te komen aan het extreme geweld en het imperialisme van de beweging, dan hetzelfde zou moeten gebeuren ten opzichte van de kunst van de latere futuristen, ‘ongeacht hoeveel men de futuristische medeplichtigheid aan het politieke regime dat het diende ook betreurt’.

Alles overziend waren de futuristische oorlogsinspanningen te talrijk, te ijverig en te levensbedreigend om af te doen als opportunistisch. De futuristen werkten Mussolini’s bewind tegemoet omdat het fascistisch imperialisme in overeenstemming was met het fundament van hun futuristische politiek: cultureel en territoriaal expansionisme. Overigens dienen we in elke discussie over de intenties van het tussenoorlogse futurisme te onthouden dat Marinetti, als één van de weinige kopstukken van het regime, de afgezette dictator trouw bleef tot aan het bittere einde van het fascisme in de Republiek van Salò, het Duitse marionettenstaatje in Noord-Italië. Er bestaat terecht al heel lang erkenning voor de contributies van het futurisme aan de bevordering van de moderne kunst. Hetzelfde zou moeten gelden voor de schaduwzijde. Het futurisme is altijd een stroming gebleven die in geest en beeld oorlog verheerlijkte en het woord Italië liet domineren over het woord vrijheid.

Futurisme en fascisme: van de politisering van kunst naar de esthetisering van politiek - Joery de Winter

24 januari 2018

Vorige
Vorige

Call for Papers: (T)huis

Volgende
Volgende

Call for Papers: Het Archief