CALL FOR PAPERS: RE[KIN]DLING

[Scroll naar beneden voor Nederlands]

“If there ever was a time for fire in the belly and a radical politics of hope, it is now,” said Mike Davis. What rituals revive a belly-fire gone extinguished? What words conjure lost hope? And how to (re)kindle one’s own relationship to craft, when even that’s lost? No more notes, no more verses, no more strokes. Re(kindle) as survival, not of the fittest but of the soft. Re(kin)dle as: I hold you in my arms or hold me when I want. Re(kind)le as I am a child again, again hurt, again growing out of shoes. Again growing into becoming-with each other, finding (kin) in (odd) places.

To rekindle is to relight a fire, but also to revitalise, reinvent, rejuvenate, regenerate what was lost in the flames. It is to burn, as much as it is to nurture. A blaze and a spark which nestles itself between concepts that seem far apart. Like fire, restoring a bond is unstable and elusive work – we may get burnt, we may also heal, or both. These processes are always our own and so is the question: what do we want to bring back and what do we want to set on fire?

kin (from Old English cynn, of Germanic origin; related to Dutch kunne, from an Indo-European root meaning ‘give birth to’, shared by Greek genos and Latin genus ‘race’); kin like kiln, from the same oven, give fire to. Material kinship [1], fictive kinship, nurture kinship, emotional and ontological kinship, all a-kin in their kinning, the need to belong to each other, words that map the belonging across thousands of disciplines. What is kin? What does it feel like? How does it cradle you or play with your fear? Is kin even real? Or always imagined kin, kinful, and kinless and together boundless in a web of mutated correspondence? How many intersecting forms of kin must we fashion to avert the pressure of catastrophe? The end of worlds can be feared, or embraced, how do we survive and make kin with the ‘apocalypse’ [2]?

When we rekindle, we search for connection. Most commonly, we find this in other humans: Communities are essential to our well-being as they offer us support and a feeling of belonging and safety. But because we share the earth with so many other organisms, we must also question this focus on solely anthropocentric relationships. What if we become aware of our inherent entanglement with animals, fungi, plants, and other organisms? What happens when we realise we all rely on each other for survival? Feminist theorist Donna Haraway argues that imagining, theorising, and practising more complex kinship structures that queer the categories of human/nonhuman will make our world more habitable for all species. She imagines this world as the Chthulucene, where ‘making oddkin’ is of the utmost importance. Oddkin expands our definition of kin beyond blood relations and becomes a way of choosing our kin. A way for oddballs to be brought together in kinship, and for unusual yet important collaborations to occur [3]. But in what ways can we enter into these kinships? How can we make sure the choice to make kin is mutual? How do we allow for specificities and urgencies in our alliances? In making kin, how do we also remember the importance of unkinning as defined by theorist Achille Mbembe, and deconstruct forms of difference doing and thinking between groups of people to prevent the formation of dysfunctional families [4]?

A mother and her son are standing in front of a bookshelf. The mother hauls off as she, with vigour, spits right into his face. He remains entirely still. They exchange gazes. The clip ends, and the next one begins. Same place in front of the bookshelf, different clothes, older faces. She looks at him. And spits. Repeat. Ragnar Kjartansson’s work Me and My Mother induces a story in the minds of the viewer, and invites to explore themes of repetition and relationship. What are the dangers of rekindling a relationship, when the outcome is always the same? Under which circumstances can something be rekindled if we are alone in our desire to do so? And why do we want to rekindle? Out of nostalgia? The word nostalgia stems from the words nóstos, meaning homecoming, and álgos, meaning sorrow, or despair. It is that yearning to the past that comes with a sting which makes us rekindle relationships and old times, lets us go back to what once was as we relive it again, as it becomes alive in our works. So what is it that we gain from looking back?

In 2013, an exhibition took place in Melbourne that showed only monochromes, looking back to the monochromes of artists during the 20th century that revolutionised the art world. What do the monochromes gain through this modern day reproduction? And what is lost in this process of rekindling and repetition - the revolutionary force of it? In a postmodern setting, where everything has been done before, everything has been written before, is rekindling through repetition, reinvention, and borrowing, a perhaps necessary creative practice?

Think with us about Rekindling for our upcoming issue, and write an article of 2000 words maximum. The deadline for first drafts is December 22th, 2022. Would you rather write a column, an interview, fiction, poetry, or do you know an artist whose work fits within this theme? Email us at info@simulacrum.nl. Please send articles as .doc or .docx and visual work as .pdf.

Alma, Silueta en Fuego. Still, 1975. The Estate of Ana Mendieta Collection; Courtesy Gallery Lelong, New York and Paris, and Alison Jacques Gallery, London.

CALL FOR PAPERS: RE(KIN)DLING [NL]

“If there ever was a time for fire in the belly and a radical politics of hope, it is now.” zei de activist Mike Davis. Welke rituelen kunnen de gedoofde innerlijke wilskracht om actie te ondernemen weer doen opleven? Welke woorden roepen verloren hoop op? En hoe (re)kindle je, ofwel: hoe blaas je nieuw leven in, de eigen relatie met iemands werkt, zelfs als notities, verzen, stroken allemaal verloren zijn gegaan. Re(kindle) als een manier van overleven; niet van de sterkste, maar van de meest zachtmoedige. Re(kin)dle: ik houd je in mijn armen of jij houdt mij vast wanneer ik dat wil. Re(kind)le in de zin van weer kind zijn, weer gekwetst worden, weer uit mijn schoenen zijn gegroeid. Opnieuw groei ik in het samen worden en vind ik (kin) in de meest vreemde plekken. 

Rekindlen is het opnieuw aanwakkeren van vuur, maar ook het revitaliseren, vernieuwen, regenereren en het opnieuw uitvinden van wat er in vlammen verloren is gegaan. Een vlam en een vonk die zich nestelen tussen concepten die ver van elkaar lijken te staan. Net als vuur is het herstellen van een band instabiel en ongrijpbaar – we kunnen ons branden, we kunnen ook genezen, of allebei. We zijn telkens weer onderdeel van dit proces en daarom stellen we ook de vraag: wat willen we terugbrengen en wat steken we in brand?

Het woord kin (van het oud-Engelse cynn, van Germaanse oorsprong; gerelateerd aan het Nederlandse kunne, van de Indo-Europese wortel, wat ‘geboorte geeft aan’ betekent, wat zowel voorkomt in de Griekse genos als de Latijnse genus ‘race’); kin als kachel, uit dezelfde oven, geeft vuur aan. Material kinship [1], nurture kinship, emotional and ontological kinship, allemaal a-kin in hun kinning en de noodzaak om bij elkaar te horen als woorden die belonging in kaart brengen door duizenden disciplines. Wat is kin? Hoe voelt het? Hoe legt het jou in de wieg en speelt het met je angsten? Is kin wel echt? Of is het altijd ingebeelde kin, kinvol, kinloos en samen grenzeloos in een web van gemuteerde correspondentie? Hoeveel kruisende vormen van kin moeten we vormgeven om de druk van catastrofe af te wenden? Het einde van de wereld kan angst aanjagen of worden omarmd, maar hoe overleven we en maken we kin met de apocalyps [2]?

Wanneer we rekindlen, zoeken we naar verbinding. Meestal vinden we dit bij onze soortgenoten. Gemeenschappen zijn essentieel voor ons welzijn: het biedt ons steun, saamhorigheid en veiligheid. Gezien het feit dat we de aarde met zoveel andere organismen delen, moeten we onze focus op louter antropocentrische banden bevragen. Wat als we ons bewust worden van onze inherente verstrikking met dieren, schimmels, planten en andere organismen? Wat gebeurt er als we ons realiseren dat we allemaal op elkaar moeten kunnen rekenen om te overleven? Feministisch theoreticus Donna Haraway betoogt dat het doordenken, theoretiseren en in praktijk brengen van complexere kinship structuren die de categorieën mens/niet-mens queeren, de wereld tot een plek kan maken die bewoonbaarder is voor alle soorten. Ze stelt zich deze wereld voor als het Chthulucene, waar ‘making oddkin’ het belangrijkste is. Met oddkin breiden we de definitie van kin uit voorbij onze bloedverwanten en wordt het mogelijk om kin te kiezen. We brengen zo oddballs in kinship met elkaar en zo vinden ongebruikelijke doch belangrijke samenwerkingen plaats [3]. Maar hoe treden we in zulke kinships? Hoe zorgen we ervoor dat deze keuze wederzijds is? In making kin schuilt ook het unkinning van theorist Achille Mbembe: Hoe kunnen we dominante opgedrongen vormen van verschil (in doen en denken) tussen groepen mensen deconstrueren om disfunctionele families te voorkomen [4]?

Een moeder en haar zoon staan voor een boekenplank. De moeder trekt weg en spuugt krachtig in zijn gezicht. Hij verroert geen vin. Ze blijven elkaar in de ogen kijken. De videoclip eindigt en de volgende begint. Ze staan op dezelfde plek, voor de boekenplank, in verschillende kleding, met oudere gezichten. Ze kijkt naar hem. En spuugt. Zo herhaalt het zich. Me and My Mother, een werk van Ragnar Kjartansson, wekt een verhaal op in de kijker en nodigt hen uit om thema’s van herhaling en relatie te verkennen. Wat zijn de gevaren van het rekindlen van een relatie wanneer de uitkomst alsmaar hetzelfde is? Onder welke omstandigheden kan  iets worden rekindled als wij de enige zijn die hiernaar verlangen? En waarom willen we rekindlen? Uit nostalgie? Het woord nostalgie stamt uit de woorden nóstos: thuiskomst, en álgos: verdriet of wanhoop. Het is dat stekende verlangen dat ons terug laat gaan naar het verleden, dat ons terug leidt naar wat eens was terwijl we het opnieuw beleven, en het opleeft in ons oeuvre. Dus wat kunnen we bereiken door terug te kijken?

In 2013 vond er in Melbourne een tentoonstelling plaats die alleen monochromes liet zien. In deze tentoonstelling werd teruggeblikt op een revolutie in de kunstwereld die voortkwam uit monochrome kunstwerken uit de twintigste eeuw. Wat bereiken de monochromen met deze hedendaagse reproductie? En wat gaat er verloren in dit proces van rekindlen en herhaling? De revolutionaire kracht misschien? In een postmoderne setting, waar alles al eerder is gedaan en geschreven, stellen we onszelf de vraag: is rekindlen door herhaling, heruitvinden en lenen noodzakelijk in de creatieve praktijk?

Denk met ons mee over Rekindling en schrijf een artikel van maximaal 2000 woorden voor ons komende nummer. De deadline voor de eerste versies is op 22 december 2022. Schrijf je liever een column, interview, fictie of poëzie, of ken je een kunstenaar wiens werk in dit thema ligt? Email naar info@simulacrum.nl. Voeg artikelen bij als .doc of .docx en visuele bijdragen als .pdf.

[1] Clementine Edwards and Kris Dittel, The Material Kinship Reader, (Onomatopee, 2022).
[2] Federico Campagna, Technic and Magic, (Bloomsbury, 2018).
[3] Donna Haraway, Staying with the Trouble: Making Kin in the Chthulucene, (Duke University Press, 2016), 2.
[4] Achille Mbembe, “There Is Only One World.” in The Critique of Black Reason, (Duke University Press, 2017).

Vorige
Vorige

the documenta issue

Volgende
Volgende

Simulacrum @ Motto Berlin