De ideeëngeschiedenis van fascisme en conservatisme: In gesprek met Merijn Oudenampsen en Robin te Slaa

* In het tijdschrift is per abuis een verkeerde versie van dit interview afgedrukt, waardoor er onjuiste beweringen van Robin te Slaa in de tekst worden vermeld. Het interview, zoals dit op de website te lezen is, is de correcte versie van het gesprek

Geert Wilders, Thierry Baudet, Donald Trump en andere rechtse politici worden er niet zelden van beschuldigd een ‘fascist’ te zijn. Het blijft echter dikwijls onduidelijk wat er precies bedoeld wordt met dit predikaat. Fascisme heeft een evidente ‘foute’ connotatie, maar wat schuilt daarachter? Bovendien verwijst het woord naar de historische periode van begin twintigste eeuw, waarin de politieke ideologie hoogtij vierde. Waar stond dit historische fascisme voor en waarom wordt deze term recentelijk weer gebruikt? En is dat überhaupt wel zinnig? Op vrijdag 22 september organiseerde Simulacrum een openbaar interview ‘Fascisme Nu?’ in VOX-POP met opiniemaker en socioloog Merijn Oudenampsen (MO) en historicus Robin te Slaa (RtS) om deze vragen ter discussie te stellen.

In 2010 stuurde cultuurfilosoof Rob Riemen naar alle Tweede Kamerleden zijn pamflet De Eeuwige Terugkeer van het Fascisme, waarin hij schrijft dat ‘fascisten geen idee hebben’. Wat vinden jullie van deze uitspraak?

MO: “Het fascisme wordt vaak als een anti-intellectualistische beweging gezien, waar geen ideeën achter zouden zitten. In de Nederlandse context heeft Menno ter Braak een belangrijke rol gespeeld bij het ontwikkelen van deze gedachte. Tegenwoordig staat Ter Braak vooral bekend als een criticus van het fascisme die tragischerwijs zelfmoord pleegde. Zijn belangrijkste essay over het fascisme, Het Nationaal-Socialisme als Rancuneleer (1937), was echter geïnspireerd op het werk van Hermann Rauschning, een belangrijk figuur binnen de Konservative Revolution[1] en later een prominente Nazi. Rauschning ontvlucht Duitsland in 1936 en bekritiseert het regime in zijn boek Die Revolution des Nihilismus(1938), waarin hij onderscheid maakt tussen radicaal conservatieve aspiraties enerzijds en de nazi-ideologie anderzijds, door te stellen dat de Nazi’s geen antwoord zijn op het nihilisme, maar zelf nihilistisch zijn. Nazi’s zouden niet geloven in hun rassenleer of anti-semitisme, maar uit zijn op een doctrine-loze revolutie. Ter Braak, de vertaler van de Nederlandse versie van Rauschnings boek, baseert zich op deze analyse in zijn essay. Zodoende heerst er in Nederland nog steeds de overtuiging dat het nazisme een ideeënloze beweging was, zoals Riemen betoogt in De Eeuwige Terugkeer van het Fascisme.”

RtS: “De term ‘fascisme’ komt regelmatig terug in de media en wordt dan meestal gebruikt om iets aan te duiden wat men politiek of maatschappelijk abject vindt. Inmiddels gebeurt dit zo vaak, dat er sprake is van een begripsdevaluatie – iets waar George Orwell in 1944 al terecht op wees toen hij stelde dat zelfs iemand als Gandhi voor fascist werd uitgemaakt. Het woord dreigt zodoende inhoudsloos te worden, waardoor vrijwel niemand meer weet wat het fascisme historisch gezien inhield. Dat was voor mij de aanleiding om de oorsprong en de ideologie van het fascisme te gaan onderzoeken. Fascisten baseren zich namelijk wel degelijk op een aantal denkers die essentiële bouwstenen voor deze ideologie hebben geleverd.”

Wie zijn deze intellectuele wegbereiders van het fascisme?

RtS: “Drie belangrijke denkers die als zodanig kunnen worden aangeduid zijn Gustave Le Bon, Friedrich Nietzsche en Georges Sorel. Zij maakten deel uit van een traditie die je de contra-Verlichting noemt, een intellectuele tegenbeweging die opkomt rond 1870 en zich afzet tegen het idee dat de mens een rationeel wezen is, tegen het begrip van volkssoevereiniteit en tegen het uitgangspunt dat mensen überhaupt gelijk zijn.

In 1895 schrijft Le Bon het boek De Psychologie van de Massa, waarin hij spreekt over een ‘vrouwelijke’ en irrationele massa, die bevattelijk is voor radicale sentimenten. Om die massa te beheersen en te controleren moet je beeldende, ongenuanceerde en extreme boodschappen verkondigen en deze vervolgens continu herhalen. Daarnaast zou de massa hunkeren naar een leider, die niet zozeer een man van ideeën is, maar een autoritair en daadkrachtig staatsman. Le Bons boek heeft een enorme invloed uitgeoefend op zowel Hitler als Mussolini, maar waar laatstgenoemde de invloed erkent, refereert Hitler minder graag aan intellectuele voorlopers. De invloed van Le Bon op Mein Kampf (eerste deel 1925 en tweede1927) is desalniettemin evident, zo blijkt uit de passages over propaganda en de ‘vrouwelijke’ massa.

Het fascisme put selectief uit het werk van Nietzsche, zo wordt zijn kritiek op het jodendom – als voorloper van het christendom – uitgelegd als een uiting van antisemitisme. De filosoof heeft echter vooral kritiek op het christelijke gelijkheidsideaal. Hoewel het antisemitisme nu vaak met het nationaalsocialisme wordt geassocieerd, kan worden gesteld dat Jodenhaat al eeuwen daarvoor in het christendom aanwezig was. Het is belangrijk te realiseren dat er eerst nog sprake was van een ‘ontsnappingsclausule’(iemand kon zichzelf veilig stellen door te bekeren tot het christendom), maar dat het antisemitisme in de loop van de negentiende eeuw steeds meer een raciaal-biologische fundering krijgt, waardoor Joden als wezenlijk anders werden gezien en niet in staat zich ooit aan te passen.

Le Bon en Nietzsche waren van invloed op de syndicalistische theoreticus Sorel, eveneens een belangrijke inspiratiebron voor het historische fascisme. Het syndicalisme, een radicale vorm binnen het socialisme, streeft naar revolutie door een algemene werkstaking. Sorel beschouwde de algemene werkstaking als een mythe om de massa te mobiliseren voor revolutionaire doeleinden. Het idee van een mobiliserende mythe wordt vervolgens overgenomen door Mussolini. Daarnaast staat Sorel positief tegenover oorlog en geweld, zo ziet hij de strijd tussen het proletariaat en bourgeoisie als een manier om de samenleving te verlossen van het humanisme. In 1914 besluit de radicale socialist Mussolini zich aan te sluiten bij nationalistische syndicalisten en onderschrijft hij het gebruik van geweld in dienst van de natie.”

Het fascisme valt met deze ideeëngeschiedenis buiten de scheiding ‘links’ en ‘rechts’ met de notie van een ‘derde weg’. Wat is deze derde weg?

RtS: “De notie van een derde weg tussen kapitalisme en socialisme houdt verband met een staat die niet alle klassenverschillen opheft, maar deze wil overstijgen. Het belang van de natie gaat altijd boven het belang van de verschillende klassen. De overheid heeft binnen de fascistische ideologie wel degelijk een sturende rol wat betreft de economie. Het idee van een dergelijke weg tussen kapitalisme en socialisme is een essentieel element wat ontbreekt bij het huidige rechtse partijen.”

MO: “Het is opvallend dat aan het politieke debat van vandaag de dag het economische aspect überhaupt nogal ontbreekt. Bij Frits Bolkestein (fractievoorzitter van de VVD, 1990-1998 red.) zie je dit nog wel, maar hij maakt ook al een onderscheid tussen economie en cultuur. Bolkestein, geïnspireerd door Amerikaanse neoconservatieve denkers als Francis Fukuyama en Daniel Bell, sprak zich omstreeks 1994 uit voor liberalisering, deregulering en privatisering op het gebied van de economie. In tegenstelling tot dit pleidooi voor vrije markt kapitalisme, stelde hij dat behoud en conservatieve aanpak op het gebied van cultuur op hun plaats zijn, zeker met de komst van de vele immigranten. Bovendien kenmerkt de weerzin tegen de progressieve culturele elite (en diens cultuurrelativisme) deze cultuurpolitiek. Dit beleid kwam op in de jaren ‘90 en is momenteel nog steeds van invloed op rechtse politici. Het verzet van Donald Trump tegen de eastcoast en westcoast elite, maar ook de cultureel behoudende politiek van Thierry Baudet en Sid Lukkassen vallen in deze lijn te plaatsen.”

Zien we in het huidige (rechts)politieke klimaat niet nagenoeg vergelijkbare ideeën met het historisch fascisme? Er is niet alleen sprake van racisme, maar ook van de terugkeer van een ‘raszuiverheidsideologie’ (het beschouwen van de immigrant als indringer): ga je dan echt niet terug naar vroeger tijden?

MO: “Ik denk dat iemand als Thierry Baudet een racist is, maar dat maakt hem nog geen fascist. Ik zou eerder zeggen dat Baudet een radicale conservatief is die flirt met bepaalde racistische denkbeelden. Daarbij kan een radicale conservatief ook best eng zijn. De politieke stroming waar Baudet deel van uitmaakt, zou getypeerd kunnen worden als conservatief nationalisme of neoconservatisme. Dit gedachtegoed vind je onder meer terug bij de Amerikaanse politiek filosoof Leo Strauss en later in Nederland bij Pim Fortuyn en Geert Wilders.

Het neoconservatisme wordt – evenals het fascisme – gekarakteriseerd door het idee van een mobiliserende mythe, een gemeenschappelijke vijand en het streven naar de vorming van een nationale gemeenschap. Er zijn dus overeenkomsten zijn tussen het historisch fascisme en het neoconservatisme, maar het zijn eigenlijk totaal verschillende ideologieën binnen het bredere veld van het conservatisme. Het is belangrijk om onderscheid te maken. Al in de jaren ‘30 bestond er een ongemakkelijk huwelijk tussen de Konservative Revolution en de NSDAP[2]: tijdens de ‘Nacht van de Lange Messen’(30 juni – 2 juli, 1934 red.) werd een aantal van hen ook vermoord door de Nazi’s. Als je de onderlinge conflicten binnen het conservatisme niet ziet en alle bewegingen op een hoop gooit, dan kom je niet heel ver.”

RtS: “Het meest kenmerkende van het fascisme als historische stroming – van 1919 tot 1945 – is de utopische dimensie: het streven naar een klassenoverstijgende, etnisch homogene samenleving, een nieuwe totalitaire staat, een nieuwe politieke elite, het streven naar een nieuwe beschaving en zelfs een nieuwe mens: bij huidige rechtse, neoconservatieve partijen vind je geen voorstelling van deze utopische samenleving. Ik denk dat je Baudet eerder een dienst bewijst: je noemt hem een fascist, waarna hij kan zeggen dat hij gedemoniseerd wordt.”

We kunnen dus stellen dat jullie Bolkestein, Fortuyn, Wilders, Baudet, Trump en Lukkassen niet als fascisten zien. Maar ze zijn wel gevaarlijke figuren waarvoor een tegengeluid wenselijk of zelfs noodzakelijk is. Welke mogelijkheden zien jullie daartoe?

MO: “Je kunt hele scherpe politieke en intellectuele oppositie voeren tegen hun ideeën, maar we moeten andere woorden vinden voor deze politiek. We hebben een hele sterke neiging in Nederland om iemand “ok” te vinden of een fascist. Dat geeft een heel beperkt scala aan mogelijkheden. Het gevaar van deze figuren is dat er bijvoorbeeld een jongerenbeweging is binnen Forum voor Democratie waar jongeren, zich bij aansluiten. Het gevaar is, naar mijn idee, dat binnen die gelederen een bepaald gedachtegoed zich kan manifesteren. Momenteel gebeurt dit bijvoorbeeld met Oswald Spengler, naar wie Baudet regelmatig verwijst. Op de achterflap van de onlangs verschenen Nederlandse vertaling van Spenglers De Ondergang van het Avondland (1923) door Mark Wildschut leest men: “Dé klassieker van het interbellum blijkt in onze tijd weer verrassend relevant. Vele denkers, schrijvers en kunstenaars lieten zich door De Ondergang van het Avondland inspireren. De eerste Nederlandse vertaling laat een groot publiek kennismaken met de gelaagde wereld van Spengler!” Het is een breed geaccepteerd historisch gegeven dat Spengler een belangrijke inspirator was van het nationaalsocialisme: door hem op deze manier aan te kondigen betekent dat er binnen de Nederlandse uitgeverswereld en in bredere zin in het Nederlandse publieke en intellectuele debat niet veel bewustzijn is aangaande het rechtse intellectuele veld en de verschillende (en eventueel gevaarlijke) stromingen daarbinnen.”

[1] Een politieke en culturele stroming van conservatieve denkbeelden in Duitsland tijdens het Weimarrepubliek die zich afzette tegen de Verlichting, het liberalisme en het marxisme.

[2] De Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei.

De ideeëngeschiedenis van fascisme en conservatisme: In gesprek met Merijn Oudenampsen en Robin te Slaa - Matisse Huiskens en Katarina Schul

21 februari 2018

Vorige
Vorige

Facing or Faking Fascism? How Fascism is Portrayed in Bertolucci’s Il Conformista

Volgende
Volgende

Call for Papers: (T)huis