Call for Papers: (T)huis

In een kamer waarvan de muren zijn beplakt met Sovjet-propaganda, is iets onvoorstelbaars gebeurd. De bewoner van de ruimte lijkt na het gebruik van zijn zelfgemaakte schietstoel door het plafond te zijn gevlogen. Het enige dat rest is puin, restanten van het ontwerpproces van het werktuig en de schoenen van de voormalige bewoner, die tijdens de lancering achtergebleven zijn. De kamer bevindt zich echter niet in een huis, maar is een installatie getiteld The Man Who Flew Into Space From His Apartment (1988), gemaakt door de Russische kunstenaar Ilya Kabakov.

Filosoof en kunstcriticus Boris Groys stelt in 2006 een politieke lezing van dit werk voor. Volgens Groys is de onbekende afwezige in de installatie niet zomaar ontsnapt uit zijn woning, maar is hij ontsnapt aan een repressief Sovjetregime, en aan de schijn-utopie die hem door de propaganda in zijn kamer wordt beloofd. De vlucht uit zijn appartement is niet alleen gebaseerd op een romantisch verlangen om zich, in lijn met de Russische avant-garde traditie, te verenigen met de kosmos, maar ook een verzet tegen het politieke milieu waarin hij woont.

De installatie transformeert wonen (of eerder: het zich onttrekken daaraan) tot een politieke daad. Het werk suggereert dat wij ook binnen in onze eigen woning of leefruimte sterk onderworpen zijn aan politieke invloeden. Zodoende rijst de vraag, in hoeverre een huis ook een thuis is, begrepen als een onafhankelijk, veilig en vertrouwd gebied. Waar ligt de grens tussen het private en publieke domein, en wat te doen wanneer deze grens vervaagt als externe partijen in toenemende mate de privésfeer binnendringen, zoals Kabakov laat zien aan de hand van propaganda-posters? Is het publieke domein vandaag de dag wel buiten te sluiten, en wat is in het huidige tijdperk het belang van het huis als veilige haven?

De grens tussen het publieke en private domein werd ook onderzocht door de kunstenaar Georg Schneider in zijn project Haus U R (1985). Tijdens de duur van dit project woonde Schneider op zichzelf in zijn ouderlijk huis, nadat het al een tijd leeg had gestaan. Door bestaande elementen als vloeren en ramen in de ruimtes zelf te dupliceren, transformeerde het huis gestaag tot een steeds moeilijker te bewonen kunstwerk. Op deze manier benadrukte Schneider de manier waarop architectuur bepalend is voor het gebruik van en gedrag in de ruimte. Daarnaast maakte hij van zijn ouderlijk huis niet alleen een eigen, persoonlijke ‘woonruimte’, maar ook een ‘publiek’ kunstwerk.

Waar Schneider er zelf voor koos de woning openbaar te maken, zijn er talloze voorbeelden van kunstenaarshuizen die postuum tot museum zijn gedoopt: Giorgio Vasari’s huis in Arezzo uit de 16e eeuw, het 17e eeuwse Rembrandthuis in Amsterdam en de mystieke, 19e eeuwse woningen van Gustave Moreau in Parijs en John Soane in Londen. Waar deze uitbundig gedecoreerde woonruimtes tijdens het leven hoofdzakelijk dienden om inspiratie op te doen voor nieuwe werken, hangt nu overal een koordje voor en zijn de ruimtes zelf verheven tot kunstwerken. Don’t touch please! Door het conserveren worden de huizen en meubels erin niet alleen statisch, maar wordt ook het imago van de meesterlijke, zonderlinge kunstenaar tot mythische proporties verheven – iets waar Sandra Kisters over schrijft in haar publicatie The Lure of the Biographical (2017). Vinden we in deze kunstenaarshuizen nog een spoor van de artisticiteit van de kunstenaar terug? Zegt ons huis eigenlijk iets over wie wij (willen) zijn als mensen?

Hoewel bewoners als Soane en Moreau met de inrichting hun huizen zelf ook bewust bijdroegen aan de creatie van een imago, is het de vraag of zij zich nu tussen de drommen toeristen thuis zouden voelen in hun eigen huis. De schietstoel van Kabakov zou hen wellicht wel van pas komen.

Discussieer mee en schrijf voor Simulacrum een artikel van 1.000, 1.400 of 1.800 woorden. Stuur ons op korte termijn een opzet toe; de deadline voor het volledige artikel is 22 april. Schrijf je liever een column (750 woorden), een interview (1.000 woorden) of ken je een kunstenaar die in ons portfolio past? Mail naar info@simulacrum.nl.

Marsha Bruinen, Nadeche Remst en Anouk Slewe

17 februari 2018

Vorige
Vorige

De ideeëngeschiedenis van fascisme en conservatisme: In gesprek met Merijn Oudenampsen en Robin te Slaa

Volgende
Volgende

Futurisme en fascisme: van de politisering van kunst naar de esthetisering van politiek