CALL FOR CONTRIBUTIONS: INTIMACIES

Let’s get intimate. Tell me, where would you like me to kiss you? Do you want my touch? The feeling of my teeth sinking deep into your skin? Does reading this make you uncomfortable? Or are you just as cold and touch starved as I am? 

Relational intimacy and vulnerability touch upon each other closely. Opening oneself up to connection – to be seen, touched (felt?), permeated – is never without risk. But in an age when proximity can form an actual threat to one’s health, close contact has become something increasingly uncomfortable and unfamiliar.* Mass-isolation and physical distancing have left us both longing and avoidant of touch as we are turning to other languages in which to be intimate. With our interpersonal relationships oscillating between the tangible and digital, the cybersphere has offered one virtual language for intimacy that does not require proximity. 

Intimacy is often understood in terms of a shared moment of privacy and closeness; whether as an intersubjective experience with the Other, or as a solitary feeling where one can meet oneself. Conversely, the verb to intimate means to reveal or to make something known publicly, contradicting from its etymological roots of the Latin word intimus, meaning ‘inmost.’ The pendulum of intimacy between the public and private is visible in society’s fascination with personal lives of public figures. Honeymoon destinations of the royal family, the secret love affairs of politicians, and unusual baby names of celebrities’ newborns fill the headlines of our daily news intake on mass-mediated platforms. Scandals like these bring the intimate far beyond the safe and exclusive borders of tenderness and honesty. Perhaps these attempts to lay bare the most confidential and domestic events indicate the prevalence of our collective search for familiarity and meaning.

Within the arts, intimacy is often – if not always – fundamental. As Ellen Dissanayake describes in Art and Intimacy (2000) it is plausible that intimacy and affection form the basis of art and creativity. However, the manner in which the artist continues to let this intimacy manifest itself in the creation differs widely. To look at Ed van der Elsken’s work is to look through his life, with the camera functioning as the bridge between him, his subject, and you the voyeur(?). While Van der Elsken does not necessarily seek to close the physical distance with his subject, he remains the perceptive observer, resulting in an illusionary safety for the subject to open oneself for a glimpse of mutual connection, if only momentarily. It is not the physical proximity that is intimate, it is the shared smile from across the street, or the safety of a closed door.

Contrary to Van der Elsken, Bruce Gilden sneaks closely upon his subject in the public sphere, capturing intimacy without safety in one fleeting flash of light. With the use of his flash and the closeness of the photograph Gilden emphasizes not only the brevity of the encounter, but also the shared intimacy: not between Gilden and the photographed, but between the photographed and you, the observer. The suggested absence of the creator, as a consequence, leads to a connection between subject and observer that can feel unilateral due to the involuntary defencelessness of those ambushed.

Is a shared relationship within emotion, space, a prerequisite for meaningful intimacies to occur like in Ed van der Elsken’s photographs, where the Self and Other are aware of each other and of the situated relation? Are intimacies flawed if they are unbeknownst to the Other? How do we interpret the intimate in private moments when presented in public, as is seen in Ida Applebroog’s installations of A Performance (1977-1981), in which, besides a social and cultural critique, intimate and sometimes awkward moments are made public by framing them on a stage with curtains like those of a theatre? And are we then fully able to share this intimacy?

In the aim to reframe the intimate, Lauren Berlant speaks of institutions of intimacy and how these open up space for their counterparts which are not evidently linked to the sweetness of being intimate: the betrayal, neglect, violence and other ‘unavoidable troubles’ that appear alongside emotional relationships. 

Heteronormative and patriarchal fantasies of intimacy have let many of us deprived of the tools that help us form and nurture close bonds. Diagnosing a loveless society, author bell hooks proposes a radical way to think about love: not as a noun, but as a verb, ‘a doing-word.’ True love and intimacy, as they argue in All About Love (2018), do not just magically or even naturally come about. Instead, love and intimacy sprout from intent and are kept alive through nourishment and commitment. To heal from the sickness of lovelessness, hooks argues for a way of loving that goes beyond sex and desire and extends into our friendships, homes, schools, and workplaces.

For many queer people, the club is a place to gather and connect intimately. A site of pleasure and politics, filled with promises of touch and musical vibrations, the dance floor is formed by an entity of moving bodies. While dancing, we are able to let go of the (gender) norms and laws inscribed into the body. It is within this vulnerability of letting one’s guard down and allowing oneself to become one with the crowd to musical vibrations, that the dancefloor turns into a site of queer intimacy.

We invite you to be vulnerable with us. Write us a letter, a poem, an article, send in your visual work or through any other language in which you feel intimate. Reach us at stichtingsimulacrum@gmail.com. The deadline for first drafts is October 17th.

*Something that gay and bisexual amab people and their partners already experienced since the outbreak of the AIDS epidemic in 1981.

Pedro Moreira. S/O2: O (Significant Other 2: Oxytocin), 2019. Interactieve installatie. Tentoongesteld in La Casa Encendida, Madrid als onderdeel van Me Gustas Pixelad_festival.

CALL FOR CONTRIBUTIONS: INTIMITEITEN
Laat ons intiem zijn. Vertel me, waar wil je dat ik je kus? Verlang je naar mijn aanraking? Het gevoel van mijn tanden die diep in je huid zinken? Laat dit je ongemakkelijk voelen? Of ben je net zo koud en hongerig naar huid als ik? 

Relationele intimiteit en kwetsbaarheid raken elkaar nauw. Jezelf openstellen voor connectie – om gezien, (aan)geraakt, doordrongen te worden – is nooit zonder risico. Maar in een tijd waarin fysiek contact een daadwerkelijke bedreiging voor de gezondheid kan vormen*, voelt nabijheid steeds onbekender en onvertrouwder. Massa-isolatie en fysieke distancing hebben ervoor gezorgd dat we zowel verlangen naar aanraking als dat we het vermijden, terwijl we ons wenden naar andere talen van intimiteit. Nu onze interpersoonlijke relaties schommelen tussen het digitale en het tastbare, biedt bijvoorbeeld de cyber sphere ons een taal van virtuele intimiteit welke geen nabijheid vereist. 

Onder intimiteit wordt vaak een gedeeld moment van privacy en nabijheid verstaan; hetzij als een intersubjectieve ervaring met de Ander, of als een solitair gevoel waarin iemand zichzelf tegenkomt. Omgekeerd heeft het Engelse werkwoord ‘to intimate’ de betekenis ‘openbaren’ of ‘kennisgeven’. Dit is in tegenspraak met de etymologische oorsprong van het woord; die ligt namelijk bij het Latijnse ‘intimus’, dat ‘binnenste’ betekent. Het pendulum van intimiteit tussen publiek en privaat is terug te zien in de maatschappelijke fascinatie voor de persoonlijke levens van publieke figuren. Huwelijksreis bestemmingen van de koninklijke familie tot aan de geheime liefdesaffaires van politici vullen de krantenkoppen van onze dagelijkse nieuws inname op massamediale platforms. Dergelijke bekendmakingen brengen het intieme ver buiten de veilige grenzen van tederheid en eerlijkheid. Wellicht duiden de pogingen om de meest vertrouwelijke en huiselijke gebeurtenissen bloot te leggen wel op de prevalentie van onze collectieve zoektocht naar innigheid en betekenis.

Binnen de kunsten ligt intimiteit vaak – als dan niet altijd – aan de basis. Zo beschrijft Ellen Dissanayake in haar boek Art and Intimacy (2000) dat het mogelijk is dat intimiteit de basis vormt van kunst en creativiteit. De manier waarop de kunstenaar deze intimiteit vervolgens uit in de creatie verschilt ontzettend. Het kijken naar Ed van der Elskens werk is als het kijken door zijn leven, waarin de camera de verbinding vormt tussen hem, zijn onderwerp, en jijzelf als voyeur. Ondanks dat Van der Elsken niet noodzakelijk de fysieke afstand met zijn onderwerp tracht te verkleinen, blijft hij immer opmerkzaam, wat een schijnveiligheid als resultaat heeft. Dit geeft ruimte voor een glimp van wederzijdse connectie, al is het maar voor even. Het is niet de fysieke nabijheid die intiem is, het is de gedeelde glimlach aan de overkant van de straat, of de veiligheid van een gesloten deur.

Tegengesteld aan Van der Elsken, sluipt Bruce Gilden dicht op zijn onderwerp in een publieke omgeving, om zo in een flits intimiteit vast te leggen zonder enige vorm van veiligheid. Met het gebruik van zijn flitser en de nabijheid van zijn camera accentueert Gilden niet alleen de vluchtigheid van het treffen, maar ook de gedeelde intimiteit: niet tussen Gilden en de gefotografeerde, maar tussen de gefotografeerde en jou, de aanschouwer. Deze gesuggereerde afwezigheid van de fotograaf zorgt voor een connectie tussen het onderwerp en de toeschouwer. Die connectie voelt wellicht eenzijdig door de onvrijwillige weerloosheid van het slachtoffer in de foto.

Is een gedeelde relatie in emotie en ruimte een vereiste voor betekenisvolle intimiteiten om te ontstaan zoals in Ed van der Elskens foto’s, waar de Ik en de Ander op de hoogte zijn van elkaar en de gesitueerde relatie? Zijn intimiteiten onvolmaakt als ze buiten het medeweten van de Ander zijn? Hoe interpreteren we het intieme in persoonlijke momenten wanneer deze publiekelijk vertoond worden, zoals gebeurt in Ida Applebroogs installaties van A Performance (1977-1981), waarin, naast sociale en culturele kritiek, intieme en soms ongemakkelijke momenten openbaar gemaakt worden door ze te presenteren op een podium met schuifgordijnen zoals in een theater? En zijn we dan in staat om deze intimiteit volledig te delen?

Heteronormatieve en patriarchale fantasieën van intimiteit hebben velen van ons beroofd van de kennis en middelen die nodig zijn om hechte banden te vormen en te koesteren. In een poging om het intieme te herkaderen, schrijft Lauren Berlant over instellingen van intimiteit en hoe deze ruimte geven voor hun tegenhangers die niet duidelijk verbonden zijn met de zoetheid van intiem zijn: het verraad, verwaarlozing, geweld en andere ‘onvermijdelijke problemen’ die verschijnen naast emotionele relaties. 

Ook auteur bell hooks diagnosticeert een liefdeloze samenleving en stelt een radicale manier voor om over liefde te denken: liefde is niet iets wat je hebt, maar wat je doet. Ware liefde en intimiteit, zoals hooks beargumenteerd in All About Love (2018), komen niet vanzelf of natuurlijk tot stand. Liefde en intimiteit ontstaan uit intentie en worden in leven gehouden door voeding en toewijding. Om te genezen van de ziekte van liefdeloosheid, pleit hooks voor een manier van liefhebben die verder gaat dan seks en verlangen en zich uitstrekt tot onze vriendschappen, huizen, scholen en werkplekken.

Voor veel queer mensen is de club een plek om samen te komen en intieme contacten te leggen. Een plek van plezier en politiek, gevuld met beloften van aanraking en muzikale trillingen, waar de dansvloer wordt gevormd door een entiteit van ritmisch bewegende lichamen. Tijdens het dansen zijn we in staat om de (gender) normen en wetten die in het lichaam zijn vastgelegd los te laten. Het is binnen deze kwetsbaarheid, het jezelf één te laten worden met de menigte op muzikale vibraties, dat de dansvloer transformeert tot een plek van queer intimiteit.

We nodigen je uit om kwetsbaar met ons te zijn. Schrijf ons een brief, een gedicht, een artikel, stuur beeldend werk in of in een andere taal waarin jij je intiem voelt. Bereik ons ​​via stichtingsimulacrum@gmail.com. De deadline voor de eerste concepten is 17 oktober. 

*Iets wat homo- en biseksuele amab personen en hun partners al ervaren sinds de uitbraak van de aids-epidemie in 1981.


13 september 2021

Vorige
Vorige

CALL FOR PAPERS: DIRT

Volgende
Volgende

‘These are the lines meant to be read out loud’