CALL FOR PAPERS: DIRT
Under the nails, oozing from skin, dripping into DMs; Dirt is all around us, at all times. We are dirt, you and me, similar to the carbon molecules of ashes in spent fireplaces. We are soil, and dead skin, and hair shedding, we are bacteria of a thousand names coalescing and constantly digesting. We are the fertile ground and the toxic slime that festers it, the dust and salt of earth on a poisoned colony. The planet looks like a dirty dinner table when pre-drinks are over and people leave to start the night. Where are they all going? And who will come to clean tomorrow morning?
We project dirt onto things, situations and shapes. Infinite dirt surrounds and inhabits us, making it pointless for us to reject it or avert. So what happens when you disconnect the dirt from its object, taste or smell? What happens when the discomfort is exhausted or subverted? Do we then become dirty ourselves?
From irky hairs to open wounds, we are taught to shy away from the filthy abject of the human body. Scrape the mold that crawls over leftovers, wipe the dust that appears from nowhere, marginalise all those that seem unwashed, unabashed or displaced. Through the helm of it’s adjectival form, dirt became one of modernity’s instruments of oppression and violence. ‘Dirty’ was the contemporary Parisian woman of Manet’s Le Déjeuner sur l’herbe (1863) and Picasso’s Les Demoiselles d’Avignon (1907), a “philosophical brothel” of self-assured women.1 ‘Dirty’ were the Middle Ages when compared with Modernity’s greatest façade, progress. And yet, as Medieval artists knew all too well, dirt is the human themselves.
Patriarchal capitalism’s imperative to consider things as having value only in relation to their function underpins our conception of dirty: a package of food becomes a mess the moment it loses its function, it belongs to the filth once it lands on the ground. The taxonomies of function that rule our understanding of dirt are one and the same with the gendered metaphysics of power through which all non-ordinary bodies, native lands and minorities are oppressed. The present disavowal with modernity’s idea of progress is causing humanity to reconsider itself and the canon of cleanliness.2 The abnormalities that have become clearly unsolvable within modernity’s system of knowledge, have brought many to reconsider ancient practices in an attempt to reconnect with mother earth. Reconceiving dirt as a generative space of dissent thus becomes a necessary step in the agenda of those awaiting a new episteme.
If soil is mistreated, or out of place, it becomes “dirt” and things loose their balance.3 So believed economics professor Vladimir G. Simkhovitch who, in his theorising on the fall of the Roman Empire, argued that the soil’s exhaustion into infertile land caused “the crumbling of the empire.”4
“A neighbor across the street has paved over his
whole front yard. Easier to hose off the dog shit,
he says. No dirt in the house, no need to scrape
his feet at the door. But dirt isn’t only filth, nasty
stuff. It’s the soil our spinach and potatoes
grow from. In the Bible, the first human’s name:
Adam, meaning earth.
And the latest ‘‘dirt’’ on dirt—we’re running out.
That’s the skinny, our dirt’s grown skinny.
From the Koran: ‘‘They
tilled the soil and populated it in greater numbers
to their own destruction. […]’’
From “The Dirt” by Wendy Barker
If our species is to avoid its destruction, we must strive for a less polluted earth. In this effort, artists and storytellers play an important sensibilising role. In her series ‘Precarios’ ( Spanish for ‘the precarious’), artist Cecilia Vicuña combines materials she found in nature with human-made ‘trash’, like plastics and textile scraps. By making small sculptures out of debris, Vicuña gives new value to the unwanted and asks us to cherish these objects, rather than seeing them as ‘dirty’ or ‘disposable’.
This call for papers offers ground to all the dirty minded rebels out there: submit and help us sow new, fertile dirt.
Reach us at stichtingsimulacrum@gmail.com. The deadline for this call is on: December 12, 2021.
CALL FOR PAPERS: DIRT
Onder de nagels, onder de huid, in onze DMs; vuil is overal om ons heen, te allen tijde. Wij zijn vuil, jij en ik, vergelijkbaar met de koolstofmoleculen van as in gebruikte open haarden. We zijn de aarde, dode huid en haaruitval, we zijn bacteriën met duizend namen die samensmelten en constant verteren. Wij zijn de vruchtbare grond en het giftige slijm dat ettert, het stof en het zout van de aarde op een vergiftigde kolonie. De planeet ziet eruit als een vuile eettafel na de borrel die voorbij is, wanneer de mensen vertrekken om het nachtleven in te gaan. Waar gaan ze heen? En wie komt morgenochtend terug om alles op te ruimen?
We projecteren vuil op objecten, situaties en vormen; oneindig vuil dat ons omringt en infiltreert, wat we afwijzen en waarvan we ons afwenden. Wat gebeurt er als je het vuile idee loskoppelt van diens object, smaak of geur? Wat gebeurt er als we voorbij het ongemak kunnen reiken? Maakt dat onszelf tot iets vuils door de ogen van onze tijd?
Van irriterende haren tot open wonden, ons is aangeleerd om het smerige en verachtelijke van het menselijk lichaam uit de weg te gaan. Schraap de schimmel van de de restjes eten af, veeg het stof weg dat uit het niets verschijnt, marginaliseer de groepen die ongewassen, onbeschaamd en misplaatst lijken. Door de kracht van het woord, werd vuil een term die is gekoppeld aan het geweld en de onderdrukking van de moderniteit. ‘Vuil’ was de hedendaagse Parijse vrouw van Manets Le Déjeuner sur l’herbe (1863) en Picasso’s Les Demoiselles d’Avignon (1907), een ‘filosofisch bordeel’ van zelfverzekerde vrouwen.1 ‘Vuil’ waren de middeleeuwen in vergelijking met de grootste façade van de moderniteit: de vooruitgang. Toch wisten middeleeuwse kunstenaars maar al te goed, dat vuil heel menselijk is.
De noodzaak van het patriarchaal kapitalisme om dingen alleen als waardevol te beschouwen in relatie tot hun functie, ondersteunt onze opvatting van vuil: een verpakking wordt rommel zodra het diens functie verliest en wanneer het op de grond beland is het vies. De classificatie waarbinnen het begrip vuil is gerangschikt, bevindt zich in hetzelfde sociale construct als de gendermetafysica, waardoor gemarginaliseerden worden onderdrukt. De huidige kritiek op het vooruitgangsidee van de moderniteit zorgt ervoor dat de mensheid zichzelf en de ideeën over haar reinheid heroverweegt.2 De toenemende problematiek, die ervoor zorgt dat de houdbaarheid van ons leefgebied alsmaar korter wordt, heeft velen ertoe gebracht oude praktijken te heroverwegen in een poging opnieuw contact te kunnen maken met moeder aarde. De herdefiniëring van vuil zal een noodzakelijke stap zijn voor diegenen die in afwachting zijn van een nieuw episteme.
Als men de grond slecht behandelt wordt het vuil, en raken de natuurlijke systemen van onze aarde uit evenwicht.3 Toen Professor Vladimir G. Simkhovitch theoretiseerde over de val van het Romeinse rijk, beweerde hij dat de uitputting van de grond in onvruchtbaar land “het afbrokkelen van het rijk” veroorzaakte.4
“A neighbor across the street has paved over his
whole front yard. Easier to hose off the dog shit,
he says. No dirt in the house, no need to scrape
his feet at the door. But dirt isn’t only filth, nasty
stuff. It’s the soil our spinach and potatoes
grow from. In the Bible, the first human’s name:
Adam, meaning earth.
And the latest ‘‘dirt’’ on dirt—we’re running out.
That’s the skinny, our dirt’s grown skinny.
From the Koran: ‘‘They
tilled the soil and populated it in greater numbers
to their own destruction. […]’’
From “The Dirt” by Wendy Barker
Als de mensheid verdere aftakeling met vernietiging als eindstation wil voorkomen, moeten we streven naar een minder vervuilde aarde. Kunstenaars en storytellers spelen een belangrijke rol bij de bewustwording die nodig is voor dit proces. In haar serie ‘Precarios’ (Spaans voor ‘precair’) toont kunstenares Cecilia Vicuña sculpturen gemaakt van gevonden voorwerpen uit de natuur en door de mens geproduceerd ‘afval,’ zoals plastic en textielresten. Door er kunst van te maken geeft Vicuña opnieuw waarde aan ‘ongewilde’ materialen en vraagt ze ons om deze voorwerpen niet als ‘vuil’ of ‘verwerpelijk’ te zien, maar ze juist te koesteren.
Wij nodigen iedereen die ‘dirty minded’ is uit om werk in te zenden en te helpen zoeken naar nieuwe, vruchtbare visies op ‘viezigheid’ in al zijn denkbare vormen en maten!
Bereik ons via stichtingsimulacrum@gmail.com. De deadline is 12 december 2021.
1 Leo Steinberg, “The Philosophical Brothel,” October 44 (1988): 7.
2 Vladimir G. Simkhovitch, “Rome’s Fall Reconsidered,” Political Science Quarterly 31 (1916): 228.
3 David R. Montgomery, Dirt: The Erosion of Civilisations (Berkeley: University of California Press, 2012), ix.
4 Vladimir G. Simkhovitch, “Rome’s Fall Reconsidered,” Political Science Quarterly 31 (1916): 228.
6 november 2021