Het Modernistische Fossiel van Valencia
Aan het uiteinde van het park, vlakbij de kust, staat een verzameling van gigantische moderne bouwwerken; de Stad van de Kunst en Wetenschappen (Ciutat de les Arts i les Ciènces), ontworpen door Santiago Calatrava Valls. De ‘stad’ bestaat uit El Palau de les Arts Reina Sofia (de opera), L’Hemisfèric (een planetarium, laserium en IMAX-bioscoop), L’Umbracle (een wandelpromenade), El Museu de les Ciències Príncipe Felipe (het wetenschapsmuseum), L’Oceanogràfic (een oceanografisch park en het enige deel van het complex dat niet ontworpen is door Santiago Calatrava Valls), El Pont de l’Assut de l’Or (een gigantische brug) en L’Agora (een evenementenhal).
Op een zonnige middag, begin mei 2017, struinde ik door de Stad van de Kunst en Wetenschappen. Verscheidene dingen vielen me op. De gebouwen zijn betoverend: gigantische witte, gladde bouwwerken die in een oase van groen staan, midden in een grote, oude stad als Valencia met vormen die je nergens anders tegenkomt. De constructies doen nautisch aan – alsof de zee zich heeft teruggetrokken en er enorme fossielen van vreemde zeewezens bloot zijn komen te liggen op de bodem.. Het zijn haast surreële constructies om hun extreme grootte en gestroomlijnde vormgeving. De Stad van de Kunst en Wetenschappen heeft iets tragisch, iets treurigs, als een niet nageleefde belofte. Want als de buitenkant van een dergelijk bouwwerk zo imposant is – wat zou er dan in hemelsnaam binnenin gebeuren?
Dat blijkt vrij weinig te zijn. De opera kostte in plaats van de geschatte 85 miljoen door onvoorziene kosten bijna 250 miljoen en moest daarom bezuinigen op de programmering. De bioscoop draait een vast programma van vijf films, waarvan een aantal al meerdere jaren te zien zijn. De evenementenhal is slechts twee weken gebruikt sinds ze is gebouwd. Alleen het wetenschapsmuseum lijkt echt te bruisen. Bij de ingang lopen schoolklassen naar binnen en naar buiten en in het gebouw zelf zoemt een permanent geroezemoes waar zo nu en dan een kreet doorheen breekt.
Het oceanografische park wordt verreweg het meest bezocht. De publiekstrekker van het park is de beluga, een witte walvis uit het noordpoolgebied. Ik vraag me af hoe lang het nog duurt voordat de eerste protesten komen tegen het in gevangenschap houden van een noordelijke walvis aan de kust van de Middellandse Zee. Na het zien van Blackfish (2013), een invloedrijke documentaire over het houden van orka’s in Seaworld in de Verenigde Staten, vraag me echter af of een park als dit nog een lange toekomst heeft mits het zich niet aanpast. Seaworld is inmiddels in financiële problemen geraakt door Blackfish en ook al gaat deze documentaire specifiek over orka’s in Seaworld, wereldwijd lijkt er weerstand te ontstaan tegen het houden van walvissen in gevangenschap. Zo experimenteert het Dolfinarium in Harderwijkmet het gecontroleerd “vrijlaten” van dolfijnen in een omgeving die meer hun wilde leefomgeving nabootst.
Dit zette me aan het denken. Een burgerbeweging wilde een park in plaats van een snelweg nadat een rivier vreselijk overstroomde. Ze wonnen de strijd, bouwden een park en maakten van de stad een aangename plek met een hoge kwaliteit van leven, die een snelweg absoluut niet had kunnen garanderen. Het park veranderde in het paradepaardje van de stad, omdat het zelf begon te leven: de Valencianos begonnen het daadwerkelijk te gebruiken. Het is niet zo dat de Stad van de Kunst en Wetenschappen deze publieke functie van het park ondermijnt: het park is groot genoeg en er blijft meer dan genoeg ruimte over voor sporten, feesten en lezen. Het vreemde is, echter dat het prestigeproject niets voor de stad zelf lijkt te doen, naast het aantrekken van toeristen.
Buiten de Stad van de Kunst en Wetenschappen, in het de rest van de Jardín del Turia, zie je overal Valencianos genieten van de groene oase. In de Stad van de Kunst en Wetenschappen daarentegen zie je een onbemande eettent in de schaduw van El Palau de les Arts Reina Sofia, de improvisatorische hekken rondom de leegstaande L’Agora, waar scheuren in de donkerblauwe mozaïeken zichtbaar zijn, en kijk je uit op een gigantische bol waarin levende flamingo’s eindeloos hetzelfde rondje vliegen. Het is een soort dode zone in een levende stad. Een enorm mooie dode zone, dat dan weer wel.
Een paar dagen nadat ik de Stad van de Kunst en Wetenschappen had bezocht, keek ik door het vliegtuigraampje terwijl het voertuig opsteeg. De stad werd steeds kleiner, de zee groter en de horizon vager. Ik keek hoe de huizen van de stad blokken werden, hoe de straten van scheuren veranderden in ragfijne naden en de bergen veranderden in heuvels. Ik zag het park als een dikke groene rups door de stad kruipen, tot aan de zee. Daar, bij het uiteinde, stonden de laatste gebouwen die ik kon onderscheiden. Het was, uiteraard, de Stad van de Kunst en Wetenschappen die scherp afstak tegen de bruinrode massa van Valencia. Uiteindelijk had de gemeente met de Stad van de Kunst en Wetenschappen in de Jardín del Turia haar stempel op de stad gedrukt. De stempel was weliswaar elegant, maar misschien was het motief van de gemeente niet eens zo verschillend met het plan om de rivier te veranderen in een snelweg: prestige voor de stad, maar niet per sé voor haar inwoners.
Het Modernistische Fossiel van Valencia - Pjotr Elshout
Pjotr Elshout heeft de bachelor Culturele Antropologie afgerond en volgt momenteel een tweejarige minor theoretische filosofie. Naast zijn studie componeert hij pianostukken, heeft hij de Salie Saga opgericht (een foodblog met een verhaal) en is hij gefascineerd door de hele kleine, dagelijkse dingen die eigenlijk heel erg groot zijn.
12 juni 2017