Nederland en Zuid-Afrika: een vergeten koloniale geschiedenis

De recente geschiedenis van Zuid-Afrika spreekt voor velen tot de verbeelding. De gruwelijkheden van het apartheidsregime en de regeerperiode van Nelson Mandela, die daar grotendeels een einde aan maakte, zijn voor iedereen bekende kost. Ten grondslag aan het huidige Zuid-Afrika, met al haar problemen, ligt de koloniale begerigheid van het zeventiende-eeuwse Europa, en met name Nederland. De vestiging van Hollandse kolonisten op de Kaap markeert het begin van vier eeuwen turbulente betrekkingen tussen de twee landen; een geschiedenis die tot op heden sterk onderbelicht is geweest. Het Rijksmuseum belicht deze bewogen relatie in de eerste grote tentoonstelling Goede Hoop: Zuid-Afrika en Nederland vanaf 1600. Aan de hand van zo’n 300 objecten wordt in tien zalen een grijpbaar beeld geschetst van meer dan 400 jaar gedeelde geschiedenis. Een groot deel van de objecten is afkomstig uit de collecties van enkele Zuid-Afrikaanse musea, met daarnaast een aantal belangrijke bijdragen uit de eigen collectie van het Rijksmuseum.

Ingepikt land

De tentoonstelling is chronologisch opgezet over tien zalen in de Philipsvleugel, waarbij iedere zaal consequent een afgebakende periode uit de gezamenlijke geschiedenis vertegenwoordigt. Per periode worden de belangrijkste ontwikkelingen en historische gebeurtenissen uitgelicht. In de eerste zaal wordt een impressie gegeven van het eerste contact tussen Europeanen (met name de Hollanders en Portugezen) en bewoners van de Kaap. Op drie rotsblokken zijn in het Nederlands en Portugees inscripties gekerfd die getuigen van de Europese aanwezigheid. Drie andere blokken vormen de ondergrond voor oude rotstekeningen van het Sanvolk (de oorspronkelijke jagers-verzamelaars die een groot deel van zuidelijk Afrika bewoonden), waaronder een bijzonder mooie afbeelding van een giraffe. De wand is gedecoreerd met een fraaie afbeelding van de Kaapse kust.

In de tweede zaal wordt de periode rond de permanente vestiging van Nederlanders op de Kaap in 1652 behandeld. Een portret van Jan van Riebeeck, de eerste stichter van een bevoorradingspost, vroege landkaarten van de jonge nederzetting, handelswaar en tekeningen illustreren de ontwikkeling van de Nederlandse kolonie en de interactie tussen de Nederlandse kolonialisten en de toenmalige Kaapbewoners; de Khoikhoi. Het portret van Van Riebeeck wordt vergezeld door documenten waarin onder andere het dubieuze contract voor landsovername tussen de Khoikhoi en de Nederlanders is vastgelegd. Veelzeggende inkttekeningen schetsen een duidelijk beeld van de interactie tussen de hebzuchtige Hollanders en de lokale bevolking. Met slechts de aanwezigheid van een Khoikhoimantel is de visuele representatie van de lokale bevolking ietwat schaars; andere kledingstukken en gebruiksvoorwerpen zouden het geheel kunnen verlevendigen.

Op de wand is in streperige, schreeuwerige letters de kreet ‘INGEPIKT’ aangebracht, een term die gedurende de hele geschiedenis relevant zal blijven. Een dergelijke samenvattende kreet of zin is in alle vertrekken aangebracht en geeft een vlugge indruk van de inhoud van de zalen. Ze dragen op een speelse manier bij aan het creëren van een gestructureerd en overzichtelijk beeld van de geschiedenis.

De tentoonstelling voorziet de bezoeker van macabere historische feiten waarvan men zich in veel gevallen nog niet bewust was. Lokale arbeiders werden door de Hollanders beloond volgens het zogenaamde ‘dopsysteem’, waarbij ze werden uitbetaald in alcohol. Alcoholverslaving maakte hen afhankelijk van de Hollanders, en gezegd wordt wel dat dit systeem de huidige alcoholproblematiek in Zuid-Afrika verklaart. Het is één van de nare gevolgen van vierhonderd jaar diplomatie tussen Nederland en Zuid-Afrika. Ook de handgemaakte kralen en tabak die de Nederlanders met de Khoikhoi uitwisselden in ruil voor vee zijn tentoongesteld. Het geheel aan objecten in deze zaal vertegenwoordigt een zich ontwikkelende koloniale relatie waarin de ondergeschikte, lokale bevolking materialistisch afhankelijk wordt van haar blanke overheerser.

De ontwikkeling van de Afrikaandersamenleving

De periode tussen 1700 en 1800 wordt gekenmerkt door een verdere ontwikkeling en uitdijing van de Nederlandse kolonie. De tentoonstellingsmakers hebben met de objecten in de zaal Ik ben een Afrikaander de zich in deze periode ontwikkelende bevolkingsgroep van de ‘Afrikaanders’ in beeld willen brengen. Afrikaanders waren vaak een mengeling van Hollanders en immigranten of bannelingen afkomstig uit andere Nederlandse koloniën en vormden een groot deel van de blanke minderheid die de daaropvolgende eeuwen de dienst zou blijven uitmaken. Aan de hand van meubelstukken, tekeningen, portretten en documenten wordt een beeld geschetst van deze sociale klasse. Men maakt kennis met de weelde en rijkdom van deze bevolkingsgroep, maar tegelijkertijd worden de minder rooskleurige aspecten belicht; in een inventaris van een familie worden drie slaven gerapporteerd als onderdeel van de huishoudelijke bezittingen. Een schilderij van een welvarende Hollandse koopmansfamilie, met drie slaven in haar schaduw, karakteriseert de onderlinge verhoudingen tussen blanken en zwarten die de Zuid-Afrikaanse samenleving de volgende eeuwen zouden blijven domineren.

Etnografische en natuurwetenschappelijke prenten

In de tweede helft van de 18e eeuw vertrok een aantal Europese wetenschappers naar de Kaap om het gebied in kaart te brengen en onderzoek te doen naar de flora, fauna en lokale cultuur. Onder hen was de Nederlander Robert Jacob Gordon (1743-1795), die zich in 1777 permanent in de kolonie vestigde en belangrijke ontdekkingen deed op het gebied van de zoölogie. Zijn oeuvre omvat een aanzienlijke hoeveelheid botanische, zoölogische en antropologische illustraties, evenals kaarten en panorama’s.[1] In de vierde zaal is een groot aantal van deze werken uit de collectie van het Rijksprentenkabinet geëxposeerd, evenals een giraffenskelet dat in het midden van de zaal is opgesteld en in 1760 door Gordon naar Nederland werd gezonden.[2] Gordons illustraties hebben niet alleen een documenterende, maar ook een esthetische waarde. Van tekeningen van het unieke geslachtsorgaan van de hyena dat Gordon ontdekte, tot illustraties van lokale stammen en een grote, rijkelijk gedecoreerde, maar nooit voltooide kaart van het gebied rond de Kaap; Gordons kleurrijke oeuvre is uiteenlopend en wetenschappelijk veelomvattend.

Einde aan de Hollandse kolonie

In 1795 werd Kaapstad op de Nederlanders veroverd door Groot-Brittannië. De afstammelingen van de Hollandse kolonisten, de Boeren, vluchtten naar de binnenlanden en stichtten daar hun eigen staten: Oranje Vrijstaat en Transvaal. In de aansluitende zaal zijn foto’s te zien die de gevolgen van de vlucht van de Boeren richting de binnenlanden illustreren: een verregaande industrialisatie door het aanleggen van spoorwegen en het bouwen van goudmijnen. De objecten in de zaal zijn kenmerkend voor de Boeren: een grote Transvaalvlag, hoofdkapjes en een buste van de Transvaalse president Kruger. De wand met foto’s van lokale stammen lijkt enigszins irrelevant en zou wellicht beter tot zijn recht zijn gekomen in een apart vertrek.

Tussen 1899 en 1902 is Zuid-Afrika in de ban van de Boerenoorlog tussen de Boeren en de Britten. Een hele zaal is gewijd aan posters en documenten die getuigen van de steun van Nederland aan de Boeren. Bovendien worden rekruteringsposters getoond waarin president Kruger Nederlandse mannen probeert te verleiden aan de zijde van de Boeren te strijden. In een donkere aangrenzende ruimte worden foto’s van de oorlog getoond, deels in een digitale kijkdoos waarbij de bezoeker met een druk op de knop door de foto’s kan bladeren. De foto’s illustreren taferelen uit de Boerenoorlog en hebben een sterk documenterend karakter, dat naar mijn mening beter tot zijn recht zou zijn gekomen op een groter formaat.

Eeuw van Apartheid en Mandela

Het thema in het volgende vertrek is de meest tot de verbeelding sprekende eeuw uit de Zuid-Afrikaanse geschiedenis: de twintigste eeuw kenmerkte zich door de apartheidspolitiek die tot een strikte tweespalt leidde in de Zuid-Afrikaanse samenleving. Affiches uit de periode 1900-1950 benadrukken vooral de tegenstellingen in Zuid-Afrika en zetten deze in als reclamemiddel om potentiële toeristen naar het land te trekken; mensen die met eigen ogen de alom gepropageerde tegenstelling tussen het ontwikkelde Westen en de ‘primitieve’ Zuid-Afrikanen wilden aanschouwen. Talloze posters uit de tweede helft van de twintigste eeuw maken de veranderende moraal van de Nederlandse bevolking duidelijk: van solidariteit met de Boeren naar solidariteit met de zwarte Zuid-Afrikanen. Met teksten als STOMME TRUT. KLOOTZAK. Waarom doe jij niks tegen APARTHEID in Zuid-Afrika? (1980) werden Nederlanders aangespoord zich uit te spreken tegen het apartheidsregime door bijvoorbeeld bedrijven te boycotten die er solidair mee waren. Twee grote schermen in het midden van de zaal tonen videofragmenten van Nelson Mandela’s bezoek in Amsterdam.

De voorlaatste zaal is gewijd aan de fotoserie 1994 van Pieter Hugo uit 2016. De foto’s tonen portretten van kinderen en jongeren die geboren zijn na 1994. In dit jaar werden er voor het eerst in Zuid-Afrika democratische verkiezingen gehouden met Nelson Mandela als eerste Zuid-Afrikaanse president. De geportretteerden zijn onderdeel van een hoopvolle generatie jonge Zuid-Afrikanen met een gemengde etniciteit die, in tegenstelling tot hun ouders, de last van apartheid niet meer hoeven te dragen. Pieter Hugo behoort tot een blanke Zuid-Afrikaanse subcultuur, wat maakt dat zijn werk een blank, Westers licht schijnt op de Zuid-Afrikaanse samenleving. Dat geldt ook voor enkele foto’s van Ed van der Elsken die hij schoot in Zuid-Afrika en een verzameling werken van Marlene Dumas, die in de voorgaande zaal hangen. Het kunsthistorisch narratief zou veelzijdiger en completer zijn door ook het werk van hedendaagse zwarte Zuid-Afrikaanse kunstenaars op te nemen.

In een kleine zijkamer herinneren een bankje met de tekst Net Blankes. Whites Only en verscheidene bordjes met vergelijkbare teksten als fysieke overblijfselen aan de vernedering en discriminatie in de door apartheid gesegregeerde maatschappij. De tentoonstelling sluit af met een groot portret van Nelson Mandela, de man die de Zuid-Afrikanen in 1994 nieuwe hoop gaf.

Postkoloniale context

Adriaan van Dis omschrijft Goede Hoop als volgt: “De tentoonstelling ‘Goede Hoop’ laat een belangrijk deel van onze koloniale geschiedenis zien in al zijn nuances. Een zowel pijnlijk als indrukwekkend, maar vooral onrustbarend en herkenbaar verhaal.”[3] Ik ben het hier grotendeels met Van Dis eens. De Nederlands-Zuid-Afrikaanse geschiedenis is van onmiskenbaar belang binnen de Nederlandse geschiedenis, maar is tot op heden zowel in musea als in de samenleving sterk onderbelicht gebleven en wordt in alle facetten overheerst door de Nederlands-Indische geschiedenis.[4] De tentoonstelling is wat genuanceerdheid betreft in evenwicht: zowel de Zuid-Afrikaanse als de Nederlandse kant van het verhaal worden belicht. De verzameling objecten is veelzijdig: van schilderijen, prenten, tekeningen en documenten tot meubelstukken, posters en kunstnijverheid; alles draagt bij aan de genuanceerde en uitgebreide belichting van de geschiedenis. Een aanmerking hierop is dat het overgrote deel van de oude objecten van Nederlandse hand is; het Zuid-Afrikaanse verhaal wordt weliswaar verteld, maar vanuit een overwegend Nederlands perspectief. Dit zorgt ervoor dat het ware verhaal niet (in zijn) geheel doordringt. Het tentoonstellen van meer gebruiksobjecten en kledingstukken van de lokale bevolking zou de volledigheid ten goede komen. Daarnaast zou een samenwerking tussen Nederlandse en Zuid-Afrikaanse conservatoren en historici kunnen leiden tot een meer veelzijdige vertelling.

De maatschappelijke relevantie van de tentoonstelling wordt benadrukt door het onderwerp in een hedendaagse, post-koloniale context te plaatsen. Diversiteit, ongelijkheid en racisme zijn tot op heden belangrijke, maar moeilijke kwesties en de tentoonstelling zou het toegankelijk maken en openbreken van het publieke debat hieromtrent kunnen bevorderen. Het belang om in onze – grotendeels vergeten – koloniale geschiedenis te graven en de misstanden naar de oppervlakte te halen, wordt beklemtoond door sociaal en cultureel antropoloog Gloria Wekker. Slechts door onze imperialistische geschiedenis onder ogen te komen, zo stelt Wekker, kunnen we de mechanismen achter hedendaagse problemen op het gebied van gender, racisme, etniciteit en multiculturalisme begrijpen en aanpakken.[5] Zij pleit voor het opgraven van de Nederlandse koloniale geschiedenis die grotendeels gedomineerd wordt door de ‘heldhaftige’ en tot de verbeelding sprekende geschiedenis in Nederlands-Indië. Goede Hoop kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren, zeker met het diverse publieksprogramma en de gelijknamige televisieserie van de NPO. Haast je dus voor 21 mei naar het Rijksmuseum om de objecten in het echt te zien en jezelf te verrijken met een stuk (bijna) vergeten koloniale geschiedenis.

[1] Siegfried Huigen, “Natural history and the representation of South Africa in the eighteenth century,” Journal of Literary Studies, 1998 (14): 67-79.

[2] G. Mitchell, “The origins of the scientific study and classification of giraffes,” Transactions of the Royal Society of South Africa, 2009 (64): 1-13.

[3]Rijksmuseum. “Goede Hoop. Zuid-Afrika en Nederland vanaf 1600.” Geraadpleegd op 26 april 2017. <https://www.rijksmuseum.nl/nl/goede-hoop>

[4]Gloria Wekker, White Innocence. Paradoxes of Colonialism and Race, Durham en Londen: Duke University Press, 2016.

[5] Wekker, White Innocence.

Nederland en Zuid-Afrika: een vergeten koloniale geschiedenis - Tim Vroegindeweij

21 april 2017

Vorige
Vorige

De verveling van de onbekende

Volgende
Volgende

Gespreksstof